1 Corinthiërs 12:28 – God heeft sommigen aangesteld
De tekst:
En God heeft sommigen aangesteld in de gemeente, … (1 Corinthiërs 12:28)
Woordverklaring:
De vertaling met ‘aangesteld’ veronderstelt dat God sommigen in de gemeente plaatst in een gezagspositie.
Vergelijk dit met de situatie waarin iemand aan Jezus vraagt om op te willen treden tegen zijn broer opdat zij samen de erfenis zouden delen, waarop Jezus zegt:
Mens, wie heeft Mij tot rechter of scheidsman over u aangesteld? (Lukas 12:14)
Aangesteld is hier de vertaling van het Grieks werkwoord ‘kathistemi’.
Volgens de OLB te vertalen als:
- neerzetten, plaatsen
- iemand over iets aanstellen
- iemand in een ambt benoemen
- optreden als
Jezus vraagt dus wie hem heeft aangesteld om op te treden als gezaghebbende over de beide broers, als rechter of scheidsman, waarbij Hij de uitvoering van Zijn beslissing kan afdwingen.
Zo is het in de gemeente niet.
Een leider in de gemeente krijgt geen aanstelling als gezaghebbende.
Aangesteld in 1 Corinthiërs 12:28 is de vertaling van het werkwoord ‘tithemi’.
Volgens de OLB te vertalen als:
- zetten, plaatsen, leggen
- neerleggen
- iets voorzetten om te eten of te drinken
- maken (of plaatsen) voor zichzelf of eigen gebruik
- bekendmaken
De vertaling in enkele andere teksten:
In onderstaande teksten wordt ‘tithemi’ op dezelfde wijze vervoegd als in 1 Corinthiërs 12:28.
Hoe kondt gij aan deze daad in uw hart plaats geven? (Handelingen 5:4)
En hij liet hem grijpen en zette hem gevangen, … (Handelingen 12:4)
En toen dit alles voorbij was, nam Paulus zich voor door Macedonië en Achàje naar Jeruzalem te reizen, … (Handelingen 19:21)
Ziet dan toe op uzelf en op de gehele kudde, waarover de Heilige Geest u tot opzieners gesteld heeft, om de gemeente Gods te weiden, … (Handelingen 20:28)
Nu heeft God echter de leden, elk in het bijzonder, hun plaats in het lichaam aangewezen, zoals Hij heeft gewild.
(1 Corinthiërs 12:18)
… want God heeft ons niet gesteld tot toorn, maar tot het verkrijgen van zaligheid door onze Here Jezus Christus, …
(1 Thessalonicenzen 5:9)
In 1 Corinthiërs 12:18 zegt Paulus dat God alle leden in het lichaam van Jezus Christus een plaats heeft aangewezen, opdat het lichaam, de plaatselijke gemeente, goed zou functioneren.
Iedereen krijgt dus de opdracht zich actief in te zetten in de plaatselijke gemeente.
Vers 28 in een meer letterlijke vertaling:
Bovendien heeft God inderdaad een plaats in de gemeente aangewezen aan: … (1Corinthiërs 12:28)
En dit voor een dienende of leidinggevende taak in de gemeente, met de waarschuwing van Jezus:
Gij zult u niet rabbi laten noemen; want één is uw Meester en gij zijt allen broeders. (Mattheüs 23:8)
God wijst mensen een speciale plaats aan en zegt tegen de plaatselijke gemeente: Die persoon is een apostel, een profeet, een leraar, een kracht … enz.
Het is de opdracht aan de gemeenteleden en in het bijzonder aan de leiding, om te ontdekken welke personen God naar voren brengt voor de verschillende taken.
Volgens 1 Corinthiërs 12:1 beschrijft Paulus het geestelijk leven in de gemeente.
Daarom wijst God in de eerste plaats personen aan die leven in een gezonde relatie met Hem, onder het gezag en de autoriteit van Jezus Christus en Zijn Woord.
Hun natuurlijke kwaliteiten komen op de tweede plaats.
Zij functioneren niet in een aanstelling met een gezagspositie, maar zijn een plaats aangewezen om te functioneren vanuit een nederige houding.
In de functies die God voor ogen heeft zullen deze personen zich actief moeten inzetten en zal er tijd en energie van hen gevraagd worden.
Dit wordt verder uitgewerkt in de studie over de structuur van de plaatselijke gemeente.
De autoriteit in de gemeente.
De plaatselijke gemeente is een deel van het lichaam van Jezus Christus, waarvan Hij het hoofd is.
Enkel personen die de autoriteit van Jezus in hun leven aanvaarden, worden door God aangewezen om een plaats in te nemen voor het dienen en besturen van de gemeente.
Zij bekleden die plaats niet vanuit autoriteit, waarin men zijn wil kan opleggen, want God verlangt van elke discipel van Jezus Christus dat hij/zij zich opstelt als gelijke van de andere gemeenteleden.
Van de gemeenteleden verwacht God dat ze diegenen die Hij aanwijst omwille van hun geestelijke levenswandel, autoriteit toekennen.
De autoriteit van waaruit de leiders in de gemeente functioneren is dus een autoriteit die hen van onderuit door de gemeenteleden wordt toegekend, op grond van het feit dat deze leiders zich stellen onder de autoriteit van Jezus Christus en Zijn Woord.
Wanneer blijkt dat leiders zich niet (meer) stellen onder de autoriteit van Jezus Christus en Zijn Woord, verliezen zij automatisch de hen toegekende autoriteit, waardoor zij niet langer kunnen blijven functioneren in de taak die hen is toevertrouwd.
Deze studie downloaden in PDF:
1 Corinthiërs 12:28 – God heeft sommigen aangesteld.