Discipelschap (1)
In de studie ‘Bekering’ wordt besproken wat het betekent om in Jezus te geloven.
In deze studie wordt het begrip ‘discipelschap’ uitgelegd.
De apostel Johannes merkt op:
Wie zegt, dat hij in Hem (Jezus) blijft, behoort ook zelf zo te wandelen, als Hij (Jezus) gewandeld heeft. (1 Johannes 2:6)
Paulus ervaart dat het onmogelijk is dit in eigen kracht te volbrengen.
Hij schrijft:
… het wensen is wel bij mij aanwezig, maar het goede uitwerken, kan ik niet. Want niet wat ik wens, het goede, doe ik, maar wat ik niet wens, het kwade, dat doe ik. (Romeinen 7:18-19)
en hij verzucht:
Ik, ellendig mens! Wie zal mij verlossen uit het lichaam van de dood? (Romeinen 7:24)
maar geeft tegelijk de oplossing:
Gode zij dank door Jezus Christus, onze Here! (Romeinen 7:25)
Omdat het onmogelijk is in eigen kracht te leven zoals Jezus geleefd heeft, zegt Jezus:
Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken. Wie in Mij blijft, gelijk Ik in hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt gij niets doen. (Johannes 15:5)
Jezus volgen = een discipel van Jezus zijn.
Meermaals zegt Jezus tot hen die in Hem geloven: Volg Mij.
Jezus volgen, een discipel van Hem zijn, heeft consequenties.
Jezus zei:
Indien iemand achter Mij wil komen, die verloochene zichzelf en neme zijn kruis op en volge Mij.
(Mattheüs 16:24 / Markus 8:34 / Lukas 9:23)
Een discipel van Jezus zijn, vraagt een bewuste keuze van de gelovige om:
- zichzelf te verloochenen
- zijn kruis op te nemen
a. Zichzelf verloochenen.
Verloochenen is de vertaling van het Grieks werkwoord ‘aparneomai’ en staat in deze tekst in de gebiedende wijze. Het is een opdracht.
‘Aparneomai’ wordt door de OLB vertaald als:
- ontkennen
- beweren dat men iemand niet kent
- zicht op zichzelf en eigen belangen vergeten
Jezus zei:
Ieder, die zijn leven (letterlijk: zijn ziel) zal willen behouden, die zal het verliezen (letterlijk: vernietigen, verwoesten); maar ieder, die zijn leven (letterlijk: zijn ziel) verloren heeft (letterlijk: vernietigd, verwoest heeft) om Mijnentwil, die zal het behouden (letterlijk: ongeschonden bewaren). (Lukas 9:24 en andere teksten)
‘Leven’ in deze tekst is de vertaling van het Grieks ‘psuche’, dat ‘ziel’ betekent: het centrum van de wil, wensen, verlangens en emoties van de mens.
Zijn leven willen behouden, betekent zoveel als: zijn ziel willen behouden.
Dit is: willen leven volgens eigen inzichten en verlangens.
Zijn leven, zijn ziel verliezen, zichzelf verloochenen om Jezus’ wil, betekent dat de discipel zijn/haar eigen verlangens en dromen onder de autoriteit van Jezus brengt.
b. Zijn kruis opnemen.
Zijn kruis opnemen staat ook in de gebiedende wijs en is eveneens een opdracht.
Jezus legt niemand een kruis op.
Een discipel van Jezus beslist zelf om zijn kruis op te nemen.
In Jezus’ dagen stond een kruis opnemen gelijk met: op weg gaan om te sterven.
Zoals Paulus bedoelt als hij schrijft:
Wie Christus Jezus toebehoren, hebben het vlees met zijn hartstochten en begeerten gekruisigd. (Galaten 5:24)
Wie Jezus de autoriteit over zijn leven heeft gegeven neemt afstand van ‘het vlees’: de eigen inzichten, verlangens, plannen en dromen, en brengt ze onder het gezag van Jezus.
Afstand doen van zijn bezit.
Een discipel van Jezus neemt niet alleen afstand van eigen normen en waarden en van die van de wereld, maar ook van zijn materiële goederen.
Jezus zei:
Niemand van u, die niet afstand doet van al wat hij heeft, zal mijn discipel kunnen zijn. (Lukas 14:33)
Een discipel is slechts rentmeester van zijn bezit. Alles behoort toe aan God, de Schepper van de wereld.
Paulus schrijft aan Timotheüs:
Hun, die rijk zijn in de tegenwoordige wereld, moet gij bevelen niet hooghartig te zijn, en hun hoop gevestigd te houden niet op onzekere rijkdom, doch op God, die ons alles rijkelijk in bruikleen geeft (beschikbaar stelt) om wel te doen, rijk te zijn in goede werken, vrijgevig en mededeelzaam, waardoor zij zich een vaste grondslag voor de toekomst verzekeren om het ware leven te grijpen.
(1 Timotheüs 6:17-19)
Discipelschap.
Jezus weet wat het betekent om eigen wensen en verlangens ondergeschikt te maken aan de wil van God, Zijn Vader. Hij vraagt niet iets dat niet volbracht kan worden. Hij vraagt om Hem te volgen door de juiste keuzes te maken in elk facet van het leven.
Hij dringt zich daarbij niet op. Jezus zei:
… neemt mijn juk op u (dat is: het juk dat Jezus te dragen geeft) en leert van Mij, want Ik ben zachtmoedig en nederig van hart, en gij zult rust vinden voor uw zielen; want mijn juk is zacht en mijn last is licht. (Mattheüs 11:29-30)
Leven als discipel van Jezus is: een bewuste keuze, met de opdracht het eigen juk los te laten en Zijn juk op te nemen en van Hem te leren.
Dit betekent zich te willen laten vormen en leiden door Jezus Christus.
Alleen door Zijn wil te doen, Zijn discipel te zijn, zal een mens tot rust komen en zal hij de vrede van God diep in zijn ziel ervaren.
Een discipel van Jezus zal bij alles wat hij doet vragen: Jezus wat wilt U dat ik doen zal ?
Hierbij is de Bijbel, het Woord van God, een onmisbaar instrument.
Discipelschap schematisch voorgesteld:
In de voorgaande studie ‘Bekering’ wordt uitgelegd dat de zonde vergeven wordt en de gelovige eeuwig leven ontvangt, door in zijn hart te vertrouwen op Jezus Christus en dit geloof ook hardop uit te spreken.
Door dit geloof in Jezus Christus wordt de barrière met God weggenomen en wordt de geest van de gelovige tot nieuw leven verwekt in de onzichtbare wereld.
Hierdoor kan God opnieuw een relatie met hem hebben.
In de schematische voorstelling staan de onderbroken dikke zwarte lijnen symbool voor:
- de bekeerde mens, de gelovige, die zich nog gemakkelijk laat beïnvloeden door het rijk van de duisternis.
- de gelovige die nog niet in een open relatie met God leeft.
Discipelschap daarentegen, betekent dat de discipel van Jezus Zijn gezag en de autoriteit over zijn leven erkent.
Daardoor veranderen de relaties in de geestelijke wereld.
Hij/zij leeft, alert in hart en ziel, in de geest gericht op Jezus, om door Hem onderwezen te worden.
Hierdoor leeft de discipel via zijn geest in een open relatie met Jezus Christus.
Leven in een open relatie met Jezus maakt dat de scheiding tussen God en de discipel volledig verdwijnt.
Omdat de discipel van Jezus leeft onder Zijn gezag en autoriteit en zich volledig afkeert van het rijk van de duisternis, zal dit rijk geen invloed meer kunnen uitoefenen in zijn ziel.
Hierdoor sluit de dikke zwarte lijn richting het rijk van de duisternis.
Johannes schrijft:
Wij weten, dat een ieder, die uit God geboren is, niet zondigt; want Hij (Jezus), … bewaart hem (draagt zorg voor hem, let zorgvuldig op hem), en de boze heeft geen vat op hem. (1 Johannes 5:18)
(op deze tekst wordt dieper ingegaan in een afzonderlijk studie).
De geest van de discipel van Jezus, is volkomen afgeschermd van het rijk van de duisternis.
Dit rijk kan de ziel van de discipel niet meer rechtstreeks beïnvloeden, maar probeert nog gedurig invloed uit te oefenen via de zichtbare wereld.
Daarom:
Ziet toe, dat niemand u verleide. (zei Jezus: Markus 13:5)
Ziet toe, dat niemand u medeslepe door zijn wijsbegeerte en door ijdel bedrog in overeenstemming met de overlevering van de mensen, met de wereldgeesten en niet met Christus. (schrijft Paulus: Colossenzen 2:8-10)
Want al wat in de wereld is: … de begeerte van de ogen … is niet uit de Vader. (schrijft Johannes: 1 Johannes 2:16)
Ziet dan toe, hoe gij hoort. (zei Jezus: Lukas 8:18)
Zie ook de studies ‘Een andere schematische voorstelling’, ‘Discipelschap (2)’ en ‘Johannes 3:3-5 – Bekering en discipelschap’.
Deze studie downloaden in PDF:
Discipelschap (1).