Dopen – in het Nieuwe Testament
In deze studie wordt stilgestaan bij enkele teksten uit het Nieuwe Testament in verband met dopen/onderdompelen ‘op’, of ‘in’ de naam van …
- Handelingen 2:38 – dopen op (Grieks: epi) de naam van Jezus Christus
- Mattheüs 28:19 – dopen in (Grieks: eis) de naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest
- Handelingen 8:16 – dopen in (Grieks: eis) de naam van Jezus
- Handelingen 19:3-5 – dopen in (Grieks: eis) de naam van Jezus
- Handelingen 10:48 – dopen in (Grieks: en) de naam van Jezus
De betekenis van de Griekse woordjes ‘epi’, ‘eis’ en ‘en’ zijn mee bepalend voor de interpretatie van deze teksten.
Het onderscheid tussen deze drie woordjes wordt uitgelegd in de studie ‘Woordstudie van de Griekse woordjes epi, en, eis’.
Opmerking:
Zonder dat dit steeds extra vermeld zal worden, wordt in deze studie uitgegaan van de juiste betekenis van ‘dopen’, namelijk ‘onderdompelen’.
Handelingen 2:38 – dopen op (epi) de naam …
Aan de menigte die te hoop loopt bij de uitstorting van de Heilige Geest op de Pinksterdag, brengt Petrus het evangelie van Jezus Christus.
Op de vraag van de mensen: Wat moeten wij doen? antwoordt hij:
Bekeert u en een ieder van u late zich dopen op (epi) de naam van Jezus Christus, tot vergeving van uw zonden, en gij zult de gave (het geschenk) van de Heilige Geest ontvangen. (Handelingen 2:38)
Dopen door onderdompeling was bekend in de Joodse traditie, denk aan Johannes de Doper.
Daarom legt Petrus er de nadruk op dat men zich, na de bekering, moet laten dopen op (Grieks: epi – hier te interpreteren als: in relatie met) de naam van Jezus Christus.
Door de naam van Jezus Christus te verbinden met deze doop maakt Petrus onderscheid met de traditie.
Merk op dat hij bij deze doop na bekering alleen de naam van Jezus Christus noemt.
Mattheüs 28:19 – dopen in (eis) de naam …
Vlak voordat Jezus deze wereld zou verlaten zei Hij tegen zijn discipelen dat aan Hem alle macht/autoriteit gegeven is, zowel in de hemel als op de aarde.
Hierna stuurt Hij de discipelen de wereld in met de woorden:
Gaat dan henen, maakt al de volken tot mijn discipelen en doopt hen in de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest en leert hen onderhouden al wat Ik u bevolen heb. (Mattheüs 28:19)
Deze tekst in een meer letterlijke vertaling:
Dus, jullie weg vervolgend, maak alle volken tot mijn discipelen, hen onderdompelende in (eis: tot in) de naam van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest, hen lerende zorgvuldig te letten op alles al wat Ik jullie opgedragen heb.
Over dopen/onderdompelen:
Met onderdompelen wordt niet noodzakelijk de doop in water bedoeld.
Dopen/onderdompelen, het Griekse woord ‘baptiso’, spreekt namelijk ook van reinigen door onderdompelen.
In die zin is onderwijzen ook een doop/onderdompeling, zoals Jezus tot zijn discipelen zei:
Gij zijt nu rein om het woord, dat Ik tot u gesproken heb … (Johannes 15:3)
Anders gezegd: Gij zijt nu rein om het woord waarin Ik jullie heb ondergedompeld.
Of zoals Paulus zegt, dat:
Christus zijn gemeente heeft liefgehad en Zich voor haar overgegeven heeft, om haar te heiligen, haar reinigende door (Grieks ‘en’ = in) het waterbad met het woord, … (Efeziërs 5:25-26)
Denk ook aan de uitspraak van Jezus aan zijn discipelen:
Ik moet gedoopt/ondergedompeld worden met een doop/onderdompeling, en hoe beklemt het Mij, totdat het volbracht is.
(Lukas 12:50)
Of zoals Marcus schrijft dat Jezus tegen Jacobus en Johannes zegt:
Kunt gij de beker drinken, die Ik drink, of met de doop/onderdompeling gedoopt/ondergedompeld worden, waarmee Ik gedoopt/ondergedompeld word? (Markus 10:38)
Het is duidelijk dat Jezus hier het lijden bedoelt, waarin Hij ‘ondergedompeld’ moet worden, opdat de zonde van de wereld weggenomen zou kunnen worden.
Interpretatie van de tekst:
Jezus geeft zijn discipelen de opdracht om alle volken tot Zijn discipelen te maken.
Hij bedoelt niet enkel hen te bekeren, maar hen voortdurend te onderwijzen en hen te leren om zorgvuldig alles na te volgen, wat Hij de discipelen geleerd heeft.
Daarom ook het gebruik van het deelwoord:
… maak alle volken tot mijn discipelen, hen onderdompelende in (eis: tot in) de naam …, hen lerende zorgvuldig te letten op alles wat Ik jullie opgedragen heb.
Bijbels onderwijs is:
- blijvend onderdompelen in de naam, de autoriteit van de Vader en van de Zoon en van de Heilige Geest
- en voortdurend onderdompelen in het onderwijs van Jezus.
Dit is geen onderwijs waarbij enkel aangeleerd wordt hoe mensen zich als Christen behoren te gedragen volgens de Bijbel, maar hen zó te onderwijzen dat ze hun vertrouwen volkomen leggen in de Almachtige God, als Drie-eenheid.
Dit wordt uitgelegd de studies ‘Geloven in Jezus Christus’ en ‘In mijn naam/in de naam van’.
Handelingen 8:16 – dopen in (eis) de naam …
Omwille van de vervolging trokken de discipelen van Jezus uit Jeruzalem weg.
En Filippus daalde af naar de stad van Samaria en predikte hun de Christus. (Handelingen 8:5)
Toen zij echter geloof schonken aan Filippus, die het evangelie van het Koninkrijk van God en van de naam van Jezus Christus predikte, lieten zij zich dopen/onderdompelen, zowel mannen als vrouwen. (Handelingen 8:12)
Toen nu de apostelen te Jeruzalem hoorden, dat Samaria het woord van God had aanvaard, zonden zij tot hen Petrus en Johannes, die, daar aangekomen, voor hen baden, dat zij de Heilige Geest mochten ontvangen. (Handelingen 8:14-15)
Dit was nodig:
Want deze (de Heilige Geest) was nog over niemand van hen gekomen, maar zij waren alleen gedoopt/ondergedompeld in (tot in) de naam van de Here Jezus. (Handelingen 8:16)
Vraag:
Was de Heilige Geest over niemand gekomen omdat zij in water ondergedompeld waren enkel in de naam van de Here Jezus en niet, zoals algemeen gebruikelijk, in de naam van de Vader en de Zoon en de Heilige Geest?
Of gaat het in dit vers niet over de waterdoop?
Filippus had de Samaritanen het evangelie van het Koninkrijk van God en van de naam van Jezus Christus verkondigd (vers 12).
De Samaritanen waren door Filippus, volgens Jezus’ opdracht uit Mattheüs 28:19 onderwezen, ondergedompeld in (eis: tot in) de naam (de autoriteit) van God en van Jezus Christus.
Wie geloof schonk aan deze prediking werd door Filippus gedoopt in (en) water.
Maar Filippus had hen kennelijk niet onderwezen/ondergedompeld in (eis) de autoriteit van de Heilige Geest.
Toen Petrus en Johannes aankwamen zullen zij de Samaritanen eerst onderwezen, ondergedompeld hebben in (eis: tot in) de Heilige Geest, zodat de gelovigen ook ondergedompeld zouden worden in (en) de Heilige Geest, wat dan ook gebeurde:
Toen legden zij hun de handen op en zij ontvingen de Heilige Geest. (Handelingen 8:17)
Handelingen 19:3-5 – dopen in (eis) de naam ….
In Efeze ontmoet Paulus enkele discipelen. Hij vraagt hen of ze de Heilige Geest hebben ontvangen toen zij tot geloof kwamen. Maar zij wisten zelfs niet dat er een Heilige Geest was.
En hij (Paulus) zei tot hen: Waarin (eis: tot in) zijt gij dan gedoopt? En zij zeiden: In (eis: tot in) de doop van Johannes. (Handelingen 19:3)
Deze discipelen hadden geen onderwijs over de Heilige Geest ontvangen.
Zij waren onderwezen door Apóllos, die enkel gehoord had van het onderwijs en de doop van Johannes, zoals Paulus zei:
Johannes doopte een doop van bekering en zei tot het volk, dat zij moesten geloven in (eis: tot in) Hem, die na hem kwam, dat is in (eis: tot in) Jezus. (Handelingen 19:4)
En toen zij dit hoorden, lieten zij zich dopen/onderdompelen in (eis: tot in) de naam van de Here Jezus. (Handelingen 19:5)
Algemeen wordt aangenomen dat deze discipelen uit Efeze zich opnieuw lieten onderdompelen in water, deze keer in de naam van de Here Jezus.
Er is ook een andere uitleg mogelijk.
Paulus was namelijk niet iemand die er op uit was om mensen te dopen.
Tegen de Corinthiërs, een grote gemeente door hem gesticht, zegt hij dat hij slechts twee personen en een gezin uit deze gemeente gedoopt heeft:
… zodat niemand kan zeggen, dat gij in (eis: tot in) mijn naam gedoopt zijt. (1 Corinthiërs 1:15)
Want, zegt hij:
Christus heeft mij niet gezonden om te dopen, maar om het evangelie te verkondigen, … (1 Corinthiërs 1:17)
Het lijkt niet in de aard van Paulus te liggen om mensen te dopen.
Hij vraagt dus niet waarin (en) de discipelen uit Efeze gedoopt zijn, want dat was zeker in water.
Hij vraagt waarin (eis: tot in) ze gedoopt zijn.
Anders gezegd: Tot welke doop zijn jullie gekomen?
Of: Welk onderwijs hebben jullie ontvangen, op grond waarvan jullie je hebt laten dopen?
Zo vertelt Paulus de gelovigen in Efeze dan ook, dat Johannes de Doper gezegd heeft dat men moest geloven in (eis: tot in) Jezus.
En toen zij dit hoorden, lieten zij zich dopen in (eis: tot in) de naam van de Here Jezus. (Handelingen 19:5)
Dat zou betekenen dat zij zich lieten onderdompelen in het onderwijs over Jezus.
Of Paulus hen daarna ook in water ondergedompeld heeft, in (en) de naam van Jezus, is niet duidelijk.
Handelingen 10:48 – dopen in (en) de naam ….
Petrus wordt uitgenodigd bij legeroverste Cornelius:
… een hoofdman van de zogenaamde Italiaanse afdeling, een godvruchtig man, een vereerder van God met zijn gehele huis, die vele aalmoezen aan het volk gaf en geregeld tot God bad. (Handelingen 10:1-2)
Volgens vers 37 was Cornelius op de hoogte van het onderwijs van Jezus.
Petrus bevestigt de waarheid van wat Cornelius over Jezus gehoord heeft en komt tot de kern van zijn boodschap met de woorden:
Van Hem getuigen alle profeten, dat een ieder, die in (eis: tot in) Hem gelooft/vertrouwt, vergeving van zonden ontvangt door zijn naam. (Handelingen 10:43)
Kennelijk vallen hierdoor voor Cornelius en zijn huis de puzzelstukjes op hun plaats en God bevestigt hun geloof/vertrouwen, want:
Terwijl Petrus deze woorden nog sprak, viel de Heilige Geest op allen, die het woord hoorden. (Handelingen 10:44)
Petrus beveelt dan ook :
… hen te dopen/onder te dompelen in (en) de naam van Jezus Christus. (Handelingen 10:48)
Merk op dat Petrus beveelt te dopen, enkel in de naam van de Here Jezus.
Conclusie:
Bijbels onderwijs is er op gericht bekeerlingen onder te dompelen tot in (eis) de autoriteit van de God de Vader, van Jezus Christus en van de Heilige Geest.
Dit onderwijs moet bewerken dat een bekeerling gaat leven als discipel in (en) de autoriteit van Jezus.
Zoals Jezus zei:
Te dien dage zult gij weten, dat Ik in (en) mijn Vader ben en gij in (en) Mij en Ik in (en) u. (Johannes 14:20)
‘In’, als vertaling van het Griekse ‘en’, duidt hier telkens de plaats van handelen aan.
Wie onderwezen wordt en tot in (eis) Jezus gaat geloven/vertrouwen en daardoor als discipel leeft in (en) Zijn autoriteit, behoort in (en) water ondergedompeld te worden in (en) de naam (autoriteit) van Jezus.
Deze studie downloaden in PDF:
Dopen – in het Nieuwe Testament.