De priester naar de orde van Melchisedek (5)
In deze vijfde studie over de priester naar de orde van Melchisedek, wordt stilgestaan bij het leven in het heilige van de tabernakel en de symboliek vervat in de kandelaar.
Herhaling van de plattegrond van de tabernakel:
Het heilige van de tabernakel:
Het heilige van de tabernakel was een besloten ruimte zonder vensters, waar alles van goud was.
Hierin bevonden zich de kandelaar, de toontafel met de broden en het reukofferaltaar.
In deze beslotenheid, symbool van een intiem leven met God als drie-eenheid, ontmoet de priester naar de orde van Melchisedek Jezus Christus als het Woord.
Bij de symbolen van Licht op de kandelaar en Brood op de toontafel, leert de priester/discipel begrijpen wie Jezus werkelijk is en wat het voor hem/haar betekent toen Hij zei:
Wie mijn geboden heeft en ze bewaart (er zorgvuldig op let, naleeft), die is het, die Mij liefheeft; en wie Mij liefheeft, zal geliefd worden door mijn Vader en Ik zal hem liefhebben en Mijzelf aan hem openbaren. (Johannes 14:21)
Wat Jezus op andere plaatsen verwoordde als:
Indien iemand Mij liefheeft, zal hij mijn woord bewaren (er zorgvuldig op letten, naleven) en mijn Vader zal hem liefhebben en Wij zullen tot hem komen en bij hem wonen (letterlijk: bij hem inwoning maken). (Johannes 14:23)
Wie in Mij blijft, gelijk Ik in hem, die draagt veel vrucht, … (Johannes 15:5)
Want dat is wat Jezus verlangt, zoals Paulus schrijft:
… opdat Christus door het geloof (vertrouwen) in uw harten woning make. (Efeziërs 3:17)
In deze studie wordt eerst stilgestaan bij wat Jezus hierin betekent, als het Licht op de kandelaar.
De kandelaar:
God gaf Mozes de opdracht:
Gij zult een kandelaar (menorah) van louter goud maken, van gedreven werk zal de kandelaar gemaakt worden, het voetstuk zowel als de schacht; de bloemkelken met knoppen en bloesems, zullen daarmee een geheel vormen. Zes armen nu zullen uit zijn zijden uitsteken: drie armen van de kandelaar uit de ene zijde en drie armen van de kandelaar uit de andere zijde.
Gij zult er zeven lampen voor maken en men zal die lampen erop zetten en het licht laten vallen naar de voorkant.
(Exodus 25:31-32 en 37)
Het Hebreeuwse woord voor kandelaar, menorah, wordt gebruikt zowel voor de éénarmige kandelaar, ook staander genoemd, als voor een staander voorzien van extra armen.
De enige lichtbron in het heilige was een kandelaar/menorah met in totaal zeven armen.
Uit louter goud gedreven:
De kandelaar was vervaardigd uit gelouterd goud. Gelouterd, zuiver, omdat het goud van de kandelaar niet verontreinigd mocht zijn. Als beeld van heiligheid, moest het volkomen zuiver zijn.
De kandelaar bestond niet uit verschillende losse onderdelen die aan elkaar bevestigd waren, maar moest als één geheel, uit één talent (ongeveer 30 kilogram) louter goud gedreven zijn.
Zeven armen:
De kandelaar in het heilige bestond uit de staander, of schacht in het midden, waarbij uit zijn zijde zes armen staken, driemaal telkens twee, één aan de rechterzijde en één aan de linkerzijde.
Op de schacht en op elke arm stond telkens één lamp.
In totaal waren er dus zeven lampen.
Zeven lampen gedragen door de kandelaar als enige lichtbron van het heilige.
Bij wijze van spreken, voor elke dag van de week één licht.
Jezus is het Licht:
Een kandelaar diende om er de lampen op te zetten, zodat het licht beter verspreid zou worden, zoals Jezus zei:
Ook steekt men geen lamp aan en zet haar onder de korenmaat, maar op de standaard, en zij schijnt voor allen, die in het huis zijn. (Mattheüs 5:15)
In de tabernakel diende de kandelaar als standaard om er de olielampen in de hoogte te houden, zodat het licht verspreid zou worden en het heilige beter verlicht zou zijn.
De kandelaar zelf is niet het beeld van Jezus.
Het licht, verspreid door de lampen, omhoog gehouden door de kandelaar, is het symbool van wie Jezus is, zoals Hij zei:
Ik ben het licht van de wereld; wie Mij volgt, zal nimmer in de duisternis wandelen, maar hij zal het licht van het leven hebben. (Johannes 8:12)
Jezus als hogepriester en als Licht, verlicht het leven van de priester/discipel, elk moment van de dag en dit zeven dagen op zeven.
Amandelbloesem:
De armen van de kandelaar waren versierd met amandelbloesems, volgens de opdracht van God:
Drie bloemkelken in de vorm van amandelbloesem aan de ene arm, met knop en bloesem; en drie bloemkelken in de vorm van amandelbloesem aan de andere arm, met knop en bloesem; aldus voor de zes armen, die uit de kandelaar uitsteken.
(Exodus 25:33)
De amandelboom is de vruchtboom die, aan het begin van de lente, als eerste bloeit in Israël.
De amandelbloesem heeft 5 bloemblaadjes.
In de Bijbel verwijst 5 naar de boeken van Mozes, de eerste vijf boeken van het Oude Testament, de Thora, ook wet of onderwijzing genoemd.
Dat amandelbloesem (shaqad) in het Hebreeuws een werkwoord is, vervoegd als deelwoord, wijst erop dat de wet als onderwijs niet statisch, maar dynamisch is. Niet aan tijd gebonden is.
‘Shaqad’ zou dan ook begrepen kunnen worden als: bloeiende amandel(boom), dus geen snel verwelkende bloesem aan een amandeltwijg in een vaas.
Maar, telkens als iemand amandelbloesems ziet, beeld hij/zij zich een bloeiende amandelboom in.
Het is bijzonder dat het Hebreeuws voor amandelbloesem (shaqad), de betekenis van waken heeft in een andere vervoeging van het werkwoord.
Dat werpt licht op een uitspraak van God aan de profeet Jeremia, toen Hij hem vroeg: Wat ziet gij Jeremia? Waarop deze antwoordde:
Ik zie een amandeltwijg. (letterlijk: tak van de amandelboom/shaqed). (Jeremia 1:11)
Waarop God antwoordde:
Gij hebt goed gezien, want Ik waak (shaqad) over mijn woord om dat te doen. (Jeremia 1:11-12)
De amandelbloesem met vijf bloemblaadjes is dus een beeld van waken en de Thora.
Als God waakt over zijn woord, zal het in eerste instantie gaan over het onderwijs van de Thora.
Dat Hij de Thora niet vernoemt, geeft de indruk dat God de amandelbloesem hier breder interpreteert dan enkel als de vijf boeken van Mozes.
Het is zoals toen Jezus gevraagd werd naar het grootste gebod, Hij de liefde tot God en tot de naaste vermeldde en opmerkte:
Aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de profeten. (Mattheüs 22:40)
Dit betekent het onderwijs van de hele Tenach, het hele Oude Testament.
Dat in elke arm van de kandelaar drie amandelbloesems verwerkt waren, verwijst ernaar dat niet enkel God, maar de goddelijke drie-eenheid waakt over het Woord.
Driemaal twee armen:
Uit de schacht kwamen driemaal twee armen voort.
Drie verwijst weer naar de goddelijke drie-eenheid, Vader, Zoon en Heilige Geest.
Twee armen, telkens één arm rechts en één links, betekent dat het getuigenis van de Vader en het getuigenis van de Zoon en het getuigenis van de Heilige Geest waar is, want:
… op de verklaring van twee of drie getuigen zal een zaak (Hebreeuws dabar: woord) vaststaan (quwm). (Deuteronomium 19:15)
Vaststaan, het Hebreeuwse woord ‘quwm’ wordt door de OLB vertaald als:
- staan, opstaan
- om zichzelf te bewijzen, om bevestigd te worden
- met de betekenis van: standhouden, krachtig zijn
- bewezen zijn, voltooid zijn
- volhouden, op zijn plaats zijn
De kandelaar die het licht draagt, getuigt ervan dat Gods Woord vast staat, zichzelf bewijst en bevestigt, stand houd en krachtig is.
De kandelaar, beeld van de goddelijke drie-eenheid, is gedreven uit één talent goud.
Dat betekent dat God één is en dat ook Zijn Woord een eenheid is. Het is niet een verzameling van losse teksten die aan elkaar verbonden zijn.
De Bijbel is één geheel, ondanks dat hij geschreven is door zo’n 40 auteurs in een tijdspanne van 1.500 jaar. Elke passage kan dan ook alleen maar begrepen worden vanuit de Bijbel als geheel.
Het gaat dan niet enkel om de woorden die geschreven werden, als onderwijs.
De Bijbel is de openbaring van het karakter van de drie personen van de Goddelijke drie-eenheid.
Samenvatting:
Jezus is het Licht voor elke dag en staat er garant voor dat Zijn Licht altijd beschikbaar is.
Jezus als het Licht, wordt gedragen door de kandelaar, de menorah, waarvan de zes armen, telkens één links en één rechts, spreken van de goddelijke drie-eenheid die betrouwbaar is.
De goddelijke drie-eenheid draagt, ondersteunt en bevestigt Jezus als het Licht.
Dit betekent dat Hij niet uit Zichzelf spreekt, zoals Hij zei:
Ik heb niet uit Mijzelf gesproken, maar de Vader, die Mij heeft gezonden, heeft zelf Mij een gebod gegeven, wat Ik zeggen en spreken moet. (Johannes 12:49)
De priester/discipel naar de orde van Melchisedek leeft in het heilige bij deze éne Waarheid.
Zonder het Licht, zonder Jezus, leeft hij in de duisternis.
Leven in het Licht is een keuze, waarbij Jezus beloofde:
… wie Mij volgt, zal nimmer in de duisternis wandelen, maar hij zal het licht des levens hebben. (Johannes 8:12)
De lampen moesten altijd blijven branden, volgens de opdracht:
Op de kandelaar van louter goud zal hij (de hogepriester) voortdurend de lampen verzorgen voor het aangezicht des HEREN. (Leviticus 24:4)
Gezien er in het heiligdom slechts één lichtbron was, die altijd moest blijven branden, leeft de priester naar de orde van Melchisedek bij het licht op de kandelaar, dat Jezus openbaart als het levende Woord.
De psalmist zei:
Zend uw licht en uw waarheid; mogen die mij geleiden, … (Psalmen 43:3)
Uw woord is een lamp voor mijn voet en een licht op mijn pad. (Psalmen 119:105)
Jezus als het Levende Woord is:
- de lamp, die bij elke volgende stap en bij elke beslissing die in het leven genomen wordt, de voeten moet bijlichten
- het licht, dat onderwijst en de richting van de levensweg aangeeft.
Wat dit in de praktijk betekent, wordt duidelijk geïllustreerd in het boek Spreuken:
Want het gebod is een lamp en de onderwijzing een licht, de vermaningen van de tucht zijn een weg ten leven, … (Spreuken 6:23)
De olie:
God gaf ook een voorschrift voor de olie voor de lampen en zei:
Gij zult de Israëlieten bevelen, dat zij u brengen zuivere olie, uit gestoten olijven, voor het licht, om voortdurend een lamp te kunnen laten branden. (Exodus 27:20)
Olie van gestoten olijven was zuiver en werd waarschijnlijk geperst met een olijfpers, zoals die te zien is in de kibboets Revadim in Israël. (zie afbeelding)
Olijfolie werd in de oudheid niet enkel gebruikt als lampolie, maar ook bij wondverzorging. Denk aan de man die overvallen was op de weg van Jeruzalem naar Jericho. De barmhartige Samaritaan kwam langs, …
Hij ging naar hem toe, verbond zijn wonden, goot er olie (van de olijf) en wijn op; …
(Lukas 10:34 )
Olijfolie is ook nu nog bekend als wondverzachter, omwille van de pijnstillende en ontstekingsremmende werking.
In de Bijbel is olijfolie het symbool van de Heilige Geest.
Het licht en de olie in de lampen zijn samen een prachtig beeld van Jezus en de Heilige Geest: Het zuivere Woord van God, als het Licht, ontstoken door het vuur van de Heilige Geest, dat de pijn verzacht en wonden geneest.
De priester/discipel als de schacht:
De schacht is het centrale deel van de kandelaar, één geheel met de armen die er uit voortkomen.
Ook voor de schacht, die de kandelaar vast doet staan, gaf God specifieke voorschriften:
Op (de schacht van) de kandelaar vier bloemkelken in de vorm van amandelbloesem, met zijn knoppen en bloesems. Ook een knop onder het eerste paar armen, die uit hem voortkomen, en een knop onder het tweede paar armen, die uit hem voortkomen, en een knop onder het derde paar armen, die uit hem voortkomen; aldus bij de zes armen, die uit de kandelaar uitsteken.
(Exodus 25:34-35)
Onder elk paar armen van de kandelaar moest op de schacht een amandelbloesem in knop worden geplaatst.
Waarschijnlijk het beeld van de Thora, die nog in knop is en pas volledig geopenbaard wordt en zijn volle betekenis krijgt in het Licht (Jezus), dat door elke arm wordt ondersteund.
De schacht zelf bevatte bovenaan uitzonderlijk vier amandelbloesems.
De goddelijke drie-eenheid plus 1.
Deze vierde amandelbloesem in de schacht kan moeilijk anders dan de priester/discipel voorstellen.
Leven met Jezus in de beslotenheid van het heilige, betekent dat de priester naar de orde van Melchisedek Jezus als het Licht in zijn/haar hart sluit.
De zevende lamp op de schacht, wordt mede ondersteund door de priester/discipel, als vierde bloesem, in eenheid met de overige drie amandelbloesems, de goddelijke drie-eenheid.
Dit is het beeld van de priester/discipel die hierbij als enige fysiek in de wereld aanwezig is en Jezus Christus als het Licht, het Woord, uitdraagt in de wereld, ondersteund door de goddelijke drie-eenheid.
Jezus zei:
Zolang Ik in de wereld ben, ben Ik het licht van de wereld. (Johannes 9:5)
Maar voordat Hij de wereld verliet om terug te gaan naar zijn Vader, zei Hij tegen zijn discipelen:
Gij zijt het licht van de wereld. Een stad, die op een berg ligt, kan niet verborgen blijven. (Mattheüs 5:14)
Een grote verantwoordelijkheid, gezien het zevende licht niet op zichzelf actief is, maar ondersteund en in de andere zes armen omringd wordt door de goddelijke drie-eenheid, wakend over het Woord.
De lichtval:
God zei:
Gij zult er zeven lampen voor maken en men zal die lampen erop zetten en het licht laten vallen naar de voorkant. (Exodus 25:37)
Het licht van de lampen op de standaard moest vallen naar de voorkant.
Gezien de kandelaar opgesteld stond tegen de linker zijwand van het heilige, was het licht gericht naar de rechter zijwand aan de overkant, waar de tafel met de toonbroden stond.
Jezus, als het Licht op de kandelaar, verlicht het heilige, maar werpt in eerste instantie licht op de broden op de toontafel, die eveneens een beeld van Hem zijn.
Hij zei:
Ik ben het levende brood, dat uit de hemel nedergedaald is. Indien iemand van dit brood eet, hij zal in eeuwigheid leven; en het brood, dat Ik geven zal, is mijn vlees, voor het leven der wereld. (Johannes 6:51)
De betekenis hiervan wordt uitgelegd in het zesde deel van deze studiereeks.
Deze studie downloaden in PDF:
De priester naar de orde van Melchisedek (5).