Romeinen 13:10 – De liefde is de vervulling van de wet

Paulus schreef:

De liefde doet de naaste geen kwaad; daarom is de liefde de vervulling van de wet. (Romeinen 13:10)

‘Vervulling’ is de vertaling van ‘pleroma’, dat is afgeleid van ‘plero-oo’ (te vertalen als: vol maken, aanvullen).
‘Pleroma’ wordt vertaald met:

  • dat wat gevuld is, of gevuld wordt
  • dat wat vol maakt, of waarmee iets gevuld wordt
  • volheid, overvloed

De liefde ‘vult’ dus de wet, maakt dat de wet ‘vol wordt’, is de ‘invulling’ van de wet.

De ‘vervulling’ van de wet.

Toen een wetgeleerde Jezus vroeg:

Meester, wat is het grote gebod in de wet?   (Mattheüs 22:36)

Antwoordde Jezus:

Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het grote en eerste gebod.

Het tweede, daaraan gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.

Aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de profeten.   (Mattheüs 22:37-40)

Jezus vat heel ‘de wet en de profeten’ (de wetten en de leer uit het Oude Testament), samen in twee geboden, die aan elkaar ‘gelijk’ zijn.

‘Gelijk’ is de vertaling van het Grieks ‘homoios’ :

  • gelijk, gelijksoortig
  • lijkend op
  • met iets overeenkomend

Als in een wiskundige formule A gelijk is aan B, dan is ook B gelijk aan A.
Wiskunde toegepast op deze uitspraak zou betekenen, dat als God liefhebben (A) gelijk is aan het liefhebben van de naaste (B), dan is ook het liefhebben van de naaste (B), gelijk aan het liefhebben van God (A) en heeft iemand God lief, als hij zijn naaste lief heeft. Maar wiskunde is niet toepasbaar op een geestelijke dimensie.
Jezus zegt dat God liefhebben het grote en eerste gebod is.

De naaste liefhebben als jezelf, is het tweede gebod en lijkt op, is gelijksoortig, komt overeen met het eerste gebod: God liefhebben met alles wat in je is.
Als het tweede gebod lijkt op het eerste, kan het tweede niet bestaan zonder het eerste gebod.
In het leven van de christen is zijn liefde voor de naaste een afspiegeling van zijn liefde voor God.

In deze twee, op elkaar lijkende geboden, is heel ‘de wet en de profeten’ vervat.
Letterlijk:  Heel het onderwijs van het Oude Testament is opgehangen aan en komt voort uit deze twee geboden van de liefde.

Praktisch.

De wet kan gezien worden als een leeg vat, een stel regels die ingevuld moeten worden.
In het Oude Testament werden de Israëlieten opgedragen dit ‘lege vat’ te ‘vullen’ door zich nauwlettend aan de wet te houden, om de wet te doen.
Om  het ‘vat’ vol te maken, moest men zich houden aan àl de geboden.
Zich aan de wet houden, was vooral een kwestie van het verstand, een wilsbesluit: dit moest je doen en dat mocht je niet doen. Wanneer iemand in de fout ging werd hij gestraft.

Het was God echter niet alleen maar te doen om al die regels en wetten, zoals blijkt toen Hij zei:

Dit volk nadert Mij slechts met woorden en eert Mij met zijn lippen, terwijl het zijn hart verre van Mij houdt, …   (Jesaja 29:13)

God liet door de profeten in het Oude Testament al weten dat er een tijd zou komen dat Hij het hart van de mensen zou vernieuwen.

een nieuw hart zal Ik u geven en een nieuwe geest in uw binnenste; het hart van steen zal Ik uit uw lichaam verwijderen en Ik zal u een hart van vlees geven.   (Ezechiël 36:26)

Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.   (Jeremia 31:33)

Mijn Geest zal Ik in uw binnenste geven en maken, dat gij naar mijn inzettingen wandelt en naarstig (nauwkeurig) mijn verordeningen onderhoudt.   (Ezechiël 36:27)

Jezus onderwees dat de wet enkel volbracht kan worden vanuit een hart, dat gevuld is met de liefde voor God.
De liefde die hierbij bedoeld wordt is in het Grieks verwoord met ‘agape’.
‘Agape’ is geen emotionele liefde, maar liefde die het handelen bepaalt.

Conclusie:

Het gaat in een christenleven dus niet om ‘lief doen’, maar om zelf liefde te zijn, liefde van binnenuit, vanuit het hart.

God IS liefde, en alles wat Hij doet, doet Hij vanuit Zijn liefde.
Zo wil God dat ook de mens liefde IS.  Dat hij de liefde voor en van God in zijn hart sluit en vanuit die liefde leeft, zoals Jezus ‘liefde leefde’.
Hij zei:

Ik ben de goede herder. De goede herder zet zijn leven (letterlijk: zijn ziel, zichzelf) in voor zijn schapen.   (Johannes 10:11)

Aan zijn discipelen zei Hij:

Een nieuw gebod geef Ik u, dat gij elkander liefhebt; gelijk Ik u liefgehad heb, dat gij ook elkander liefhebt.   (Johannes 13:34)

Dit is mijn gebod, dat gij elkander liefhebt, gelijk Ik u heb liefgehad.   (Johannes 15:12)

Niemand heeft grotere liefde, dan dat hij zijn leven (letterlijk: zijn ziel, zichzelf) inzet voor zijn vrienden.   (Johannes 15:13)

In het leven van Jezus hebben wij God leren kennen als een liefdevolle Vader.
Jezus heeft heel het onderwijs uit het Oude Testament samengevat in het ene woord: liefde.

Dit is een liefde die een mens niet uit zichzelf heeft, maar van God ontvangt door de Heilige Geest, zoals Paulus schreef:

de liefde van God is in onze harten uitgestort door de Heilige Geest, die ons gegeven is,   (Romeinen 5:5)

Die liefde in het hart zal zichtbaar worden in de manier waarop een christen in het leven staat.
In de brief aan de Corinthiërs geeft Paulus hiervan een aantal herkenningspunten.

Al ware het, dat ik met de tongen (talen) van de mensen en van de engelen sprak, maar had de liefde niet, ik ware schallend koper of een rinkelende cimbaal.

Al ware het, dat ik profetische gaven had, en alle geheimenissen en alles, wat te weten is, wist, en al het geloof had, zodat ik bergen verzette, maar ik had de liefde niet, ik ware niets.

Al ware het, dat ik al wat ik heb tot spijs uitdeelde, en al ware het, dat ik mijn lichaam gaf om te worden verbrand (opmerking: het beeld van het eigen lichaam, het eigen leven, brengen als een brandoffer), maar had de liefde niet, het baatte mij niets.

De liefde is lankmoedig,

de liefde is goedertieren,

zij is niet afgunstig,

de liefde praalt niet,

zij is niet opgeblazen,

zij kwetst niemands gevoel,

zij zoekt zichzelf niet,

zij wordt niet verbitterd,

zij rekent het kwade niet toe.

Zij is niet blijde over ongerechtigheid,

maar zij is blijde met de waarheid.

Alles bedekt zij, alles gelooft zij, alles hoopt zij, alles verdraagt zij.

De liefde vergaat nimmermeer; maar profetieën, zij zullen afgedaan hebben; tongen, zij zullen verstommen; kennis, zij zal afgedaan hebben.   (1 Corinthiërs 13:1-8)

Zo blijven dan: Geloof, hoop en liefde, deze drie, maar de meeste van deze is de liefde. (1 Corinthiërs 13:13)

Deze liefde kan enkel bestaan als een afspiegeling van de liefde van en voor God in het hart van een christen, als gevolg van bekering en discipelschap.

 

Zie ook de studies:
Mattheüs 5:17 – Jezus heeft de wet vervuld.
Lukas 5:36-39 – De gelijkenis van de wijnzakken.
Mattheüs 25:14-30 – De gelijkenis van de talenten.

 

Deze studie downloaden in PDF:
Romeinen 13:10 – De liefde is de vervulling van de wet.