Vergeven – basisprincipes 2
Als vervolg op de studie ‘Vergeven – basisprincipes 1’, over de relatie tussen God en mensen, wordt in deze tweede studie verder ingegaan op de basisprincipes van vergeving.
Basisprincipe 2: Een discipel met zichzelf.
God aanvaardt dat een mens niet volmaakt is in heiligheid.
Door het geloof in het verzoenend bloed van Jezus Christus, wanneer een mens zich bekeert en Zijn discipel wordt, veegt God de spons over de zonden uit het verleden, die ‘in onwetendheid bedreven’ zijn.
Zelfs als de discipel daarna foutief handelt of verkeerd reageert, staat Jezus klaar met Zijn vergeving, want:
Zo is er dan nu geen veroordeling voor hen, die in Christus Jezus zijn.
Want de wet van de Geest des levens heeft u in Christus Jezus vrijgemaakt, van de wet van de zonde en van de dood.
(Romeinen 8:1-2)
God veroordeelt een discipel van Jezus Christus die verkeert handelt niet, zoals uitgelegd in de studies ‘De wet en de vloek’ en ‘Vlees en Geest, vloek en genade’.
Als een discipel van Jezus Christus niet door God veroordeeld wordt, mag een discipel leven in de vrijheid en zichzelf vrijpleiten van elke veroordeling.
Een discipel van Jezus Christus mag zichzelf vergeven dat:
- hij misschien nog worstelt met zijn verleden of zijn opvoeding
- of worstelt om in zijn karakter op Jezus te gelijken
- hij zich misschien veroordeeld voelt door andere mensen
- of vindt dat hij mogelijk tekort schiet in dienstbaarheid aan God en de naaste.
Toch is het goed dat een discipel voor zichzelf erkent, zonder zichzelf te veroordelen, wat er fout is gegaan, of waarom hij verkeerd reageerde, om dan te onderzoeken hoe herhaling vermeden kan worden.
Ook een discipel van Jezus Christus mag zich realiseren dat hij in het leven op weg is naar de volmaaktheid, maat dat hij die op aarde niet bereiken zal.
Jakobus brengt het zo onder woorden:
Maar wie zich verdiept in de volmaakte wet, die van de vrijheid, en daarbij blijft, niet als een vergeetachtige hoorder, doch als een werkelijk dader, die zal zalig zijn in zijn doen. (Jakobus 1:25)
Basisprincipe 3: Een discipel en de naaste.
Evenals God de mens die struikelt niet veroordeelt, maar een weg zoekt voor herstel van de relatie, zo moet dit ook de houding zijn van een discipel van Jezus Christus in relatie met zijn naaste.
Dit wordt mooi geïllustreerd in Mattheüs 18, waar Petrus aan Jezus vraagt:
Here, hoeveel maal zal mijn broeder tegen mij zondigen en moet ik hem vergeven? Tot zevenmaal toe? (Mattheüs 18:21)
a. Petrus als voorbeeld voor de discipel.
Petrus had boos kunnen worden toen zijn broer (beeld van de naaste) tegen hem in de fout ging.
Begrijpelijk misschien, maar zoals God accepteert dat een mens fouten maakt, zal ook een discipel van Jezus Christus moeten accepteren dat mensen fouten maken.
En als hij boos wordt, zal hij zijn boosheid moeten leren hanteren en een halt moeten toeroepen, om er niet zelf aan ten onder te gaan, zoals Paulus schrijft:
Geraakt gij in toorn, zondigt dan niet: de zon mag niet over een opwelling van uw toorn ondergaan; … (Efeziërs 4:26)
Dat lukt misschien niet altijd onmiddellijk, maar bedenk dat Jezus ook hierbij te hulp schiet. Hij die
… als Hij gescholden werd, niet terugschold en als Hij leed, niet dreigde, maar het overgaf aan Hem, die rechtvaardig oordeelt; …
(1 Petrus 2:23)
Een discipel heeft volkomen vergeving ontvangen in het bloed van Jezus Christus en dit bloed is ook toereikend om zijn naaste te vergeven. Daarom de oproep:
Want hiertoe zijt gij geroepen, daar ook Christus voor u geleden heeft en u een voorbeeld heeft nagelaten, opdat gij in zijn voetstappen zoudt treden; … (1 Petrus 2:21)
Dit alles is uit God, die door Christus ons met Zich verzoend heeft en ons de bediening van de verzoening gegeven heeft, welke immers hierin bestaat, dat God in Christus de wereld met Zichzelf verzoenende was, door hun hun overtredingen niet toe te rekenen, en dat Hij ons het woord van de verzoening heeft toevertrouwd. (2 Corinthiërs 5:18-19)
Realiseer dat:
… Hij (Jezus) een verzoening is voor onze zonden en niet alleen voor de onze, maar ook voor die van de gehele wereld.
(1 Johannes 2:2)
God vergeeft de discipel die zondigt tegen Hem (of Zijn onderwijs), al is het niet de bedoeling om hij bij de zonde te blijven.
Door het geloof in het bloed van Jezus Christus wordt deze vergeving ook daadwerkelijk ontvangen, zodat de verzoening tot stand komt tussen een discipel van Jezus Christus en God de Vader.
Zo moet ook een discipel de mogelijkheid van een verzoening niet in weg staan door zijn houding tegenover zijn naaste, die in de fout gaat.
Door te zien op zijn eigen onvolmaaktheid en te aanvaarden dat niemand volmaakt is en struikelt (zondigt), zal hij/zij de veroordeling en de schuld hierover los kunnen laten (vergeven).
Dit is de voorwaarde waarop er een verzoening in de relatie tot stand zou kunnen komen.
b. De broer als voorbeeld van de naaste:
De broer (de naaste) kan tegen Petrus (een discipel) gezondigd hebben door een boze opmerking, oneerlijkheid, verlies van geleende goederen, verspelen van geleend geld, veroordelend of aanvallend gedrag of zoveel andere redenen, waardoor traumatische kwetsuren kunnen ontstaan.
Omdat de naaste door deze verkeerde houding het beeld van God in hem schaadt, moet hij zich in eerste instantie verantwoorden tegenover God.
En, ook al vergeeft God, dit neemt niet weg dat de naaste schuldig blijft tegenover de persoon waartegen gezondigd is.
Dit kan hij niet zomaar af doen met de vraag: Wil je mij vergeven?
Zoals hij aan God moet erkennen wat er fout is gegaan, om de vergeving in Christus te ontvangen en zo de relatie met Hem te herstellen, zo zal hij ook aan de persoon waartegen gezondigd is moeten erkennen en belijden dat hij verkeerd gehandeld heeft.
Hij moet zich er rekenschap van geven dat hij de ander mogelijk diep gekwetst kan hebben.
Hij zal eveneens moeten nagaan of hij misschien materiële schade berokkend heeft en een regeling treffen om die te vergoeden.
Dit is de enige weg waarop er werkelijk verzoening kan plaatsvinden in een verbroken relatie, ervan uitgaand dat de benadeelde persoon bij voorbaat vergevingsgezind is, zoals God.
Extra:
Het is goed er bij stil te staan, dat wie Gods onderwijs negeert en daardoor het leven van de ander beschadigt, in veel gevallen ook zijn eigen leven schade toebrengt.
Opmerkingen:
- Het is goed mogelijk dat de iemand verkeerd reageert op iets wat iemand anders niet aanvallend bedoeld heeft. Dan zal hij/zij, die verkeerd reageert, bij zichzelf te rade moeten gaan of hij/zij misschien de foutieve reactie misschien niet moet belijden aan de ander.
- Ook al laat een discipel die benadeeld is de gebeurtenis uit het verleden los, dan wil dat niet zeggen dat de ander geen actie moet ondernemen om herhaling in de toekomst te voorkomen.
- Het feit dat een benadeelde discipel vergevingsgezind is, sluit niet uit dat de persoon die in de fout is gegaan evengoed door officiële instanties ter verantwoording geroepen kan worden.
Illustratie bij de basisprincipes.
Jezus illustreerde deze basisprincipes van vergeving in een gelijkenis.
Daarom is het Koninkrijk der hemelen te vergelijken met een koning, die afrekening wilde houden met zijn slaven. Toen hij begon te rekenen, werd één voor hem geleid, die tienduizend talenten schuldig was. Omdat hij niet bij machte was te betalen, beval zijn heer hem te verkopen, met zijn vrouw en kinderen en al wat hij bezat, opdat er betaald kon worden.
De slaaf wierp zich neer als smekeling en zei: Heb geduld met mij en ik zal u alles betalen.
De heer van die slaaf kreeg medelijden met hem en hij liet hem vrij en schold hem de schuld kwijt. (Mattheüs 18:23-27)
De heer beklaagt er zich niet over dat zijn slaaf zijn vermogen verspeeld heeft. Hij scheldt zijn slaaf niet uit en veroordeelt hem niet omdat hij onbekwaam was om met geld om te gaan.
Hij accepteert de onbekwaamheid van de slaaf.
De heer scheldt hem zelfs de schuld kwijt uit medelijden.
Hij eist geen terugbetaling en aanvaardt dat de slaaf zijn kapitaal verspeeld heeft, voor een bedrag gelijk aan meer dan 200.000 jaarsalarissen van een dagloner.
Dat is wat Jezus bedoelde toen Hij tegen Petrus (een discipel) zei dat hij zijn broer (de naaste) altijd moet vergeven.
Basisprincipe 4: Vrijheid door ‘vergeving’.
Omdat de heer het verlies van zijn vermogen aanvaardt, zet hij zowel zichzelf als zijn slaaf vrij.
a. Vrijheid voor de schuldeiser.
Als de heer de eis tot terugbetaling had gehandhaafd, had hij zijn leven lang gefrustreerd kunnen zijn vanwege het verlies van zijn vermogen,.
Dit zou een uitwerking gehad hebben op zijn manier van omgaan met mensen in het algemeen en met zijn slaaf in het bijzonder.
Door te accepteren dat de slaaf tegen hem in de fout is gegaan en ook zijn schuld te vergeven/kwijt te schelden/los te laten, is de heer niet langer gefocust op een onmogelijke eis.
Hierdoor kan hij zonder frustraties, onbevangen naar heden en toekomst kijken.
Algemeen:
Een discipel die in het leven gekwetst werd, helpt zichzelf het best door te aanvaarden wat er in het verleden gebeurd is. Er kan niets meer aan veranderd worden.
Dat is niet altijd gemakkelijk, maar wie blijft leven in het verleden vervalt mogelijk in een slachtofferrol, waardoor het zicht op een nieuwe toekomst geblokkeerd wordt.
Het is dan zeer bemoedigend om te weten dat Jezus Christus altijd klaar staat om te ondersteunen bij de verwerking en het leren omgaan met de gevolgen van de kwetsuur uit het verleden en beschadigde emoties te herstellen.
b. Vrijheid voor de schuldenaar.
De slaaf wordt in de vrijheid gezet, omdat de heer de eis tot terugbetaling laat vallen.
Deze wordt daardoor verlost van een enorme schuld, waar hij anders zijn leven lang onder gebukt zou gaan.
Er staat de slaaf dus niets meer in de weg om opnieuw een goede relatie met zijn heer op te bouwen, vrij van angst, in een leven gebaseerd op dankbaarheid, waarbij hij niet lichtvaardig zal omgaan met het gebeurde uit het verleden.
Basisprincipe 5: Vergeving moet aanvaard worden.
Toen de heer de slaaf ter verantwoording riep, wierp de slaaf zich neer als smekeling en zei:
Heb geduld met mij en ik zal u alles betalen. (Mattheüs 18:26)
Daarbij nam hij een onmogelijke opdracht op zich.
Hij was zo geobsedeerd om terug te betalen dat hij niet begreep dat zijn heer hem de enorme schuld had kwijtgescholden, en:
Toen die slaaf wegging, trof hij één van zijn medeslaven aan, die hem honderd schellingen schuldig was, en hij greep hem bij de keel en zei: Betaal wat gij schuldig zijt. De medeslaaf nu wierp zich voor hem neer en bad hem dringend, zeggende: Heb geduld met mij en ik zal u betalen. Doch hij wilde niet, maar ging heen en zette hem gevangen, totdat hij het verschuldigde zou betaald hebben.
(Mattheüs 18:28-30)
De slaaf is overtuigd dat, als de heer hem maar voldoende tijd geeft, hij de onmetelijke schuld zal kunnen terugbetalen. Het is niet tot hem doorgedrongen dat dit onmogelijk is en dat de heer hem heeft vrijgezet van zijn enorme schuld.
Als hij dan later een medeslaaf ontmoet die hém nog een bedrag schuldig is, handelt hij vanuit zijn overtuiging (misschien wel frustratie) ‘ik moet terugbetalen, jij zult mij ook terugbetalen’.
Hij beseft niet dat hij, omdat zijn schuld kwijtgescholden is, hijzelf daarom ook de schuld van zijn medeslaaf behoort kwijt te schelden.
Algemeen:
Een discipel die niet ten volle beseft dat God hem volkomen vergeven heeft door het geloof in Jezus Christus, zal er grote moeite mee hebben om zijn naaste volkomen te vergeven.
Wie de vergeving in Jezus Christus niet bewust aanvaardt of er onverschillig onder blijft, leeft niet vanuit de vrijheid dat God hem niet veroordeelt. Hij zal daardoor de naaste zijn fouten blijven toerekenen.
- Leven vanuit de vergeving door de genade, de vriendelijkheid van God, betekent niet dat een discipel geen verantwoording meer moet afleggen tegenover God en de naaste, over de manier waarop hij in het leven staat.
- Het betekent ook niet dat hij niet op zijn fouten gewezen mag worden.
Een discipel die aanvaardt door God volkomen vergeven te zijn, hoeft zich echter niet langer beschuldigd te voelen als er een opmerking tegen hem wordt gemaakt, zelfs niet als die beschuldigend bedoeld wordt.
Hij kan die opmerking wel in overweging nemen om eventueel zijn leven bij te sturen.
Basisprincipe 6: Onvergevingsgezindheid leidt tot de dood.
Hoe de slaaf tegenover zijn medeslaaf handelt blijft niet onopgemerkt:
Toen nu zijn medeslaven zagen, wat er gebeurd was, werden zij zeer verdrietig en gingen hun heer al wat er gebeurd was, meedelen. Toen ontbood zijn heer hem en zei tot hem: Slechte slaaf, al die schuld heb ik u kwijtgescholden, daar gij het mij dringend hadt gevraagd. Hadt ook gij geen medelijden moeten hebben met uw medeslaaf, zoals ook ik medelijden had met u?
En zijn meester werd toornig en gaf hem in handen van de folteraars, totdat hij hem al het verschuldigde zou betaald hebben.
(Mattheüs 18:31-34)
De slaaf die zijn medeslaaf de schuld niet kwijtscheldt, belandt uiteindelijk in handen van de folteraars, totdat hij zijn heer al het verschuldigde betaald zal hebben.
Dat betekent voor altijd, voor eeuwig, omdat hij zijn schuld onmogelijk kan terugbetalen.
Jezus waarschuwt ervoor dat een discipel eenzelfde lot kan ondergaan:
Alzo zal ook mijn hemelse Vader u doen, indien gij niet, een ieder zijn broeder, van harte vergeeft. (Mattheüs 18:35)
Van harte vergeven betekent: vergeven vanuit het hart.
Dit wil zeggen, dat de discipel die de vergeving in het bloed van Jezus Christus aanvaard heeft, die vergeving zich eigen heeft gemaakt.
Want, wat men in het hart (de ziel) beleeft, is dat wat tot iemands karakter gaat behoren.
Van harte vergeven is enkel mogelijk door het geloof in Christus Jezus en door in Hem te blijven in de kracht van de Heilige Geest.
Door onvergevingsgezindheid riskeert ook een discipel van Jezus Christus, verstoken te blijven van de vergeving van zijn overtredingen.
Denk ook aan de teksten:
… en vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onze schuldenaren; … (Mattheüs 6:12)
… want met het oordeel, waarmede gij oordeelt, zult gij geoordeeld worden, en met de maat, waarmede gij meet, zal u gemeten worden. (Mattheüs 7:2)
Wat deze basisprincipes ons leren.
a. Een discipel van Jezus Christus mag leven in de vrijheid, vanuit de vergeving die hij ontvangt van God, van Jezus Christus en van zichzelf.
b. Zoals Jezus in de gelijkenis leert, zal een discipel niet alleen al bij voorbaat de naaste zijn foutief gedrag vergeven/loslaten, maar hij zal ook de schuld of de kwetsuur, die door dat gedrag bij hem veroorzaakt is, vergeven/los laten.
Al is het mogelijk dat hij daarvoor professionele hulp zal nodig hebben.
Maar alleen zo kunnen beide partijen vrij worden van veroordeling en schuld en is de weg geopend voor een mogelijke verzoening.
Dit ontslaat echter niemand van ieders persoonlijke verantwoordelijkheid in de omgang met de ander.
c. Een relatie kan pas hersteld worden als de schuldige berouw heeft over de schade hij heeft aangericht en deze ook belijdt, eerst aan God en daarna aan zijn naaste.
d. Als zonde en schuld worden los gelaten ontstaat er vrijheid in het eigen hart en de mogelijkheid tot een open relatie tussen beide partijen.
e. Onvergevingsgezindheid, wrok en bitterheid kunnen lichamelijke kwalen veroorzaken.
In het ergste geval riskeert de discipel daardoor zijn eeuwige zaligheid te verspelen.
f. Met schuld en vergeving mag men niet lichtvaardig omgaan. Dit geldt zowel voor de persoon die vergeving ontvangt, als voor de persoon die vergeeft.
Deze studie downloaden in PDF:
Vergeven – basisprincipes 2.