Vertaling van de ziel uit het Grieks

 

In de studie ‘God schiep de mens’ werd uitgelegd dat de mens een ziel is.
Na de bespreking van de vertaling van het begrip ‘ziel’ in een aantal Bijbelverzen uit het O.T., wordt in deze studie gekeken naar enkele Bijbelverzen uit het N.T.

7. Ziel wordt levend

 

 

In de studie ‘God schiep de mens’ werd aangegeven dat Adam geschapen werd en wij, mensen, geboren zijn, als geest, ziel en lichaam.

Ook werd uitgelegd dat de ziel staat voor wie de mens is, als persoonlijkheid. Verder, dat aan de mens een lichaam is gegeven, zodat de ziel, ik, zich kan uitdrukken in de zichtbare wereld en een geest is gegeven, zodat de ziel, ik, zich kan uitdrukken in de geestelijke, de onzichtbare wereld.

 

 

In deze studie wordt het begrip ‘ziel’ besproken a.d.h.v. enkele Bijbelverzen uit het Nieuwe Testament.

Het Grieks voor ziel is: ‘psuche’.
Dit woord komt 105 maal voor en wordt op verschillende manieren vertaald.

Vertaling door ziel.

Het woord ‘psuche’ wordt in 50 Bijbelverzen vertaald door ‘ziel’ = 48%.

Jezus zei:

…  wees niet bevreesd voor hen, die wel het lichaam doden, maar de ziel niet kunnen doden; wees veeleer bevreesd voor Hem, die beide, ziel en lichaam, kan verderven (doden – vernietigen) in de hel.   (Mattheüs 10:28)

Mensen kunnen wel het lichaam doden, maar kunnen de ziel, die eeuwig is, niet doden. Het is God die beslist hoe een mens (als ziel) de eeuwigheid zal doorbrengen.
De mens (de ziel) die in de eeuwigheid voortleeft in de aanwezigheid van God, wordt beschouwd als een levende ziel.
De mens (de ziel) die in de eeuwigheid voortleeft ver van God verwijderd, wordt beschouwd als een dode ziel.

Wat Jezus bedoelde, toen Hij zei dat God ook het lichaam kan vernietigen in de hel, is niet duidelijk.

Een profetie over Jezus, uitgesproken door Jesaja.

Zie, mijn knecht, die Ik verkoren heb, mijn geliefde, in wie mijn ziel een welbehagen heeft; Ik zal mijn Geest op Hem leggen en Hij zal de heidenen het oordeel verkondigen.   (Mattheüs 12:18)

God had even goed kunnen zeggen: “ … in wie Ik een welbehagen heb”, zoals er staat, die Ik verkoren heb, en Ik zal mijn Geest op Hem leggen.
Maar God was erg ingenomen met zijn Zoon Jezus en sprak hier vanuit zijn persoonlijke gevoelens, vanuit zijn hart, vanuit zijn ziel.

Uit de gelijkenis van de rijke dwaas:

En ik zal tot mijn ziel zeggen: Ziel, gij hebt vele goederen liggen, opgetast voor vele jaren, houd rust, eet, drink en wees vrolijk.
(Lukas 12:19)

Dit is een citaat uit de gelijkenis waarin een rijke man tot zijn ziel, tot zichzelf spreekt.
Hij spreekt zijn gevoelsleven aan, zijn ziel, en zegt tot zijn ziel, tot zichzelf, zich niet meer te richten op nog meer bezit, maar zijn hart en verlangens te volgen en feest te gaan vieren.

Maar God zei tot hem: Gij dwaas, in deze eigen nacht wordt uw ziel van u opgeëist en wat gij gereedgemaakt hebt, voor wie zal het zijn? Zo vergaat het hem, die voor zichzelf schatten verzamelt en niet rijk is in God.   (Lukas 12:20-21)

Toen de ziel van deze man werd opgeëist, stierf hij en moest hij al de rijkdom die hij voor zichzelf verworven had achterlaten.
Hij verloor alles, ook voor de eeuwigheid, omdat hij geen rijkdom verworven had bij God.

Want wat zou het een mens baten (wat zou nuttig zijn voor een mens), als hij de gehele wereld won, maar schade leed aan zijn ziel (anders gezegd: zijn ziel benadeelt)? Of wat zal een mens geven in ruil voor zijn leven (ziel)?   (Mattheüs 16:26)

De mens leeft slechts een korte tijd in het lichaam, waarna een eeuwigheid volgt in de geestelijke wereld.
Jezus stelde de vraag welk nut het heeft, als een mens zich richt op het vergaren van welvaart en rijkdom in de wereld, ten koste van zijn ziel, ten koste van ‘rijkdom’ in de geestelijke wereld.
De eeuwigheid doorbrengen in de tegenwoordigheid van God, kan niet afgekocht worden met materiële goederen.

Jezus vatte de tien geboden samen als:

Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand.   (Mattheüs 22:37)

God verlangt niet naar een uiterlijk vertoon van liefde. Hij zoekt naar een liefde, die komt vanuit de diepste emoties, verlangens en gevoelens van het hart, van de ziel.

Voordat Jezus gevangen werd genomen, werd Hij overweldigd door een zeer intens verdriet.

Toen zei Hij tot hen (zijn discipelen): Mijn ziel is zeer bedroefd, tot stervens toe; blijft hier en waakt met Mij.   (Mattheüs 26:38)

Jezus was bedroefd tot diep in zijn hart, in zijn emoties, die Hem alle kracht dreigden te ontnemen.

Tegenkanting tegen de prediking van Paulus.

Maar de Joden, die hun geen gehoor gaven, prikkelden en verbitterden de zielen van de heidenen tegen de broeders (Paulus en Barnabas).   (Handelingen 14:2)

Deze zin was ook correct geweest als er was geschreven dat de Joden de heidenen prikkelden en verbitterden tegen de broeders.
Dat er staat dat de zielen van de heidenen geprikkeld en verbitterd werden, betekent dat ze geraakt werden tot diep in hun gevoelens en emoties.

Uit de reactie van de apostelen in Jeruzalem:

Aangezien wij gehoord hebben, dat enigen uit ons midden u met hun woorden hebben verontrust, uw zielen in verwarring brengende, hoewel wij hun niets geboden hadden, …   (Handelingen 15:24)

De mensen werden niet enkel verontrust, omdat ze in hun hart niet meer wisten hoe men moest omgaan met wat er gezegd was. Ze waren volkomen verward geraakt en onzeker geworden.

Vertaling door leven.

Het woord ‘psuche’ wordt in 45 Bijbelverzen vertaald door ‘leven’ = 43%.

De engel zei tot Jozef:

Sta op, neem het kind en zijn moeder en reis naar het land Israël, want zij, die het kind naar het leven (de ziel) stonden, zijn gestorven.   (Mattheüs 2:20)

Koning Herodes had geprobeerd om Jezus te doden, niet om een leven te nemen, maar om te voorkomen dat Jezus, als persoonlijkheid, Koning zou worden.

Jezus zei over bezorgdheid:

Daarom zeg Ik u: Wees niet bezorgd over uw leven (ziel), wat gij zult eten of drinken, of over uw lichaam, waarmede gij het zult kleden. Is het leven (de ziel) niet meer dan het voedsel en het lichaam meer dan de kleding?   (Mattheüs 6:25)

Een mens kan verlangens koesteren naar alles wat de wereld te bieden heeft en er bezorgd over zijn, of hij wel aan zijn trekken zal komen, wat dat betreft.
Jezus zegt daar niet bezorgd over te zijn.
De aandacht voor het welzijn van de ziel is belangrijker dan het materieel welzijn.

Over het volgen van Jezus:

Wie zijn leven (ziel) vindt, zal het verliezen (ook: vernietigen – doden), maar wie zijn leven (ziel) verliest (ook: vernietigt – doodt) om Mijnentwil, zal het vinden.   (Mattheüs 10:39)

Wie er op gericht is te leven volgens de persoonlijke verlangens, de verlangens van de ziel, maakt dat er in de geestelijke wereld geen relatie met Jezus wordt opgebouwd.
Maar, wie in het leven de persoonlijke verlangens, de verlangens van de ziel, opzij zet en ondergeschikt maakt aan de wil van Jezus, zal in de eeuwigheid, na dit leven, ongekende vreugde en vrede ervaren, diep in de ziel.

Wie zijn leven (ziel) liefheeft, maakt dat het verloren gaat, maar wie zijn leven (ziel) haat (een afschuw heeft van zijn ziel) in deze wereld, zal het bewaren ten eeuwigen leven.   (Johannes 12:25)

Dit Bijbelvers komt overeen met het voorgaande vers dat besproken is.
De ziel haten, een afschuw hebben van de ziel wil zeggen dat men niet wenst te leven volgens de eigen verlangens, de verlangens van de ziel.
Hier wordt duidelijk gesteld dat, de ziel ‘vinden’, betekent dat het ware leven gevonden wordt in de eeuwigheid.

… gelijk de Zoon des mensen niet gekomen is om Zich te laten dienen, maar om te dienen en zijn leven (ziel) te geven als losprijs voor velen.   (Mattheüs 20:28)

Jezus was niet naar deze wereld gekomen om Zich te laten dienen, d.w.z. andere mensen te vragen zijn persoonlijke verlangens te vervullen.
Jezus kwam naar deze wereld als een dienstknecht, om de mensheid te dienen.
Hiervoor moest Hij zijn positie en de heerlijkheid die Hij in de hemel bezat loslaten, om in deze wereld te leven als mens, met al zijn beperkingen
Iedereen die op Jezus vertrouwt, is door Hem vrijgekocht van de straf op de zonde, niet enkel omdat Jezus plaatsvervangend stierf als mens, maar plaatsvervangend stierf als Zoon van de Levende God.

Jezus zei:

Ik ben de goede herder. De goede herder zet zijn leven (ziel) in voor zijn schapen; … … gelijk Mij de Vader kent en Ik de Vader ken, en Ik zet mijn leven (ziel) in voor de schapen.   (Johannes 10:11 en 15)

Jezus zette zijn ziel in voor zijn schapen. Jezus cijferde Zichzelf volkomen weg. Als Herder zette Hij zijn persoonlijke wensen en verlangens opzij, om er voor de schapen (iedereen die Hem wil volgen) te zijn, op elk moment dat zij Hem nodig hadden.

Niemand heeft grotere liefde, dan dat hij zijn leven (ziel) inzet voor zijn vrienden.   (Johannes 15:13)

Zoals Jezus, uit liefde voor deze wereld, zijn ziel heeft ingezet voor zijn schapen, zo zal iemands liefde voor zijn vrienden blijken, uit de manier waarop hij hen dienstbaar wil zijn.

Hierom heeft Mij de Vader lief, omdat Ik mijn leven (ziel) afleg om het weer te nemen (opnieuw op te pakken).   (Johannes 10:17)

Uit de vertaling kan er begrepen worden dat Jezus zijn leven aflegde, Zich vrijwillig overgaf om te sterven en dat Hij Zelf, na drie dagen in het graf geweest te zijn, zijn leven terug oppakte en terugkwam uit de dood.
De Bijbel leert echter duidelijk dat Jezus door God de Vader uit de dood werd opgewekt. (Handelingen 2:32 en vele andere verzen)
Jezus sprak in dit Bijbelvers dus niet van zijn sterven.
Hij zei dat de Vader Hem liefheeft, omdat Hij zijn ziel heeft afgelegd, om naar deze wereld te komen. Jezus heeft zijn persoonlijke wensen en verlangens en de positie die Hij in de hemel had, ondergeschikt gemaakt aan de wens van zijn Vader, om naar deze wereld te komen.
Na zijn opstandig uit de dood heeft Jezus zijn heerlijkheid in de hemel teruggekregen, opnieuw opgepakt.
Hij heeft beloofd dat Hij in de toekomst terug zal komen naar deze aarde, om alles nieuw te maken, volledig overeenkomstig de wensen van zijn ziel.   (Openbaring 21:5)

Andere vertalingen.

Het woord ‘psuche’ wordt in 10 Bijbelverzen verschillende vertaald = 9%.

Enkele teksten zonder commentaar:

En de tweede goot zijn schaal uit in de zee, en zij werd bloed als van een dode, en alle levende wezens (zielen), die in de zee waren, stierven.   (Openbaring 16:3)

Wij waren nu in het geheel aan boord met tweehonderd zesenzeventig man (zielen).   (Handelingen 27:37)

Verdrukking en benauwdheid zal komen over ieder levend mens (menselijke ziel), die het kwade bewerkt, eerst de Jood en ook de Griek.   (Romeinen 2:9)

Petrus over een uitspraak van koning David:

… heeft hij (koning David) in de toekomst gezien en gesproken van de opstanding van de Christus, dat Hij (zijn ziel) niet aan het dodenrijk is overgelaten, noch zijn vlees ontbinding heeft gezien.   (Handelingen 2:31)

Het lichaam van Jezus heeft geen ontbinding gekend.
Na zijn sterven was Jezus, zijn ziel, drie dagen in het dodenrijk, maar Hij werd opgewekt uit de dood, d.w.z. zijn ziel keerde terug in zijn lichaam, dat op dit moment veranderde naar het ‘verheerlijkt lichaam’, een lichaam dat eeuwig blijft.  (zie Filippenzen 3:21)

Paulus zegt over zichzelf:

Maar ik tel mijn leven niet en acht het (mijn ziel) niet kostbaar voor mijzelf, als ik slechts mijn loopbaan mag ten einde brengen en de bediening, die ik van de Here Jezus ontvangen heb om het evangelie der genade Gods te betuigen.   (Handelingen 20:24)

Paulus was er op gericht de bediening die hij van Jezus ontvangen had tot een goed einde te brengen, ook al kostte het hem zijn leven. Hij maakte zijn ziel, zijn persoonlijke wensen en verlangens volkomen ondergeschikt aan deze bediening.

Over de slaven:

Slaven, weest uw heren naar het vlees gehoorzaam met vreze en beven, in de eenvoud (ook: oprechtheid) van uw hart, als aan Christus, niet met ogendienst, als mensen behagers, maar door als slaven van Christus de wil van God van harte (vanuit de ziel) te doen,  (Efeziërs 6:5-6)

Op twee andere plaatsen wordt het volgende gezegd over de relatie meesters – slaven:

De slaven moeten hun meesters onderdanig zijn in alles, het hun naar de zin maken zonder tegenspraak, of oneerlijkheid, maar alle goede trouw bewijzen, om de leer van God, onze Heiland, in alles tot sieraad te strekken.   (Titus 2:9-10)

Gij, huisslaven, weest in alle vreze uw meesters onderdanig, niet alleen de goede en vriendelijke, maar ook de verkeerde. Want dit is genade (een uiting van liefde, in dit geval van de slaaf), indien iemand, omdat hij met God rekening houdt, leed verdraagt, dat hij ten onrechte lijdt.   (1 Petrus 2:18-19)

Wanneer iemand met God rekening houdt, leeft hij vanuit liefde, de goddelijke liefde die door de Heilige Geest in zijn hart, in zijn ziel, is uitgestort.
Zo wordt van iedereen, zelfs van een slaaf verwacht, dat de eigen verlangens van het hart ondergeschikt worden gemaakt aan de wil van God.

Eén maal wordt vertaald met ziel, maar niet als vertaling van ‘psuche’.

Indien er dan enig beroep op u gedaan mag worden in Christus, indien er enige bemoediging is in de liefde, indien er enige gemeenschap is in de geest, indien er enige ontferming en barmhartigheid is, maakt dan mijn blijdschap volkomen door eensgezind te zijn (hetzelfde begrip hebbend – hetzelfde voelend, denkend), één in liefdebetoon, één van ziel  (Grieks: eensgezind), één in streven, zonder zelfzucht of ijdel eerbejag; doch in ootmoedigheid achte de een de ander uitnemender dan zichzelf; en ieder lette niet slechts op zijn eigen belang, maar ieder lette ook op dat van anderen.   (Filippenzen 2:1-4)

 

Wordt vervolgd in:  Waar bevindt zich de ziel.

 

Deze studie downloaden in PDF:
Vertaling van de ziel uit het Grieks.