Vlees en Geest, vloek en genade

In de studie ‘De wet en de vloek’ wordt uitgelegd dat de vloek op de wet niet is opgeheven, maar nog steeds van kracht is en dat Jezus de vloek is geworden.
Hierdoor heeft de vervloeking geen invloed meer voor wie in Hem is.

Die studie werd afgesloten met de tekst:

… blijft … uw behoudenis (bevrijding, veiligheid) bewerken (tot stand brengen, bereiken) met vreze en beven, …   (Filippenzen 2:12)

Vrezen en beven:
Volgens de OLB is dit een uitdrukking om de angst te beschrijven van iemand die beseft dat hij niet aan alle vereisten volledig kan voldoen, maar toegewijd zijn uiterste best doet om zijn taak uit te voeren.

Bovenstaande gedachte wordt verder uitgewerkt in deze nieuwe studie.

Basisprincipe van het leven als discipel van Jezus:

Bovenstaande tekst is het basisprincipe voor het leven van een discipel van Jezus Christus.
Paulus spoort de christenen van Filippi aan om, niet alleen bij zijn aanwezigheid, maar ook bij zijn afwezigheid hun uiterste best te doen om hun bevrijding te bereiken.

En hij vervolgt:

… want God is het, die om zijn welbehagen (goede wil, genoegen, wens) zowel het willen als het werken in u werkt.   (Filippenzen 2:13)

Werkt: Het Griekse werkwoord dat ook te vertalen is met bewerken, is hier vervoegd als deelwoord, dus: in u bewerkende –  als een voortdurende handeling.

Vrij geïnterpreteerd:
Een discipel van Jezus Christus moet zijn uiterste best doen om zijn bevrijding te bereiken, omdat God, omwille van zijn vriendelijkheid, het willen en het werken in hem/haar aan het bewerken is.

God, van Zijn kant, heeft er alles aan gedaan om de mens te bevrijden van de slavernij van de zonde. Die bevrijding kan een mens niet verdienen, maar wordt ontvangen/aangenomen door het geloof/vertrouwen in Jezus Christus.

De gelovige, als discipel van Jezus, zal zich hierbij moeten inzetten om die bevrijding vast te houden en zo het volle leven te ontvangen dat Jezus beloofde toen Hij zei:

Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed.   (Johannes 10:10)

Het leven van de discipel:

Leven als een discipel van Jezus Christus, is leven in relatie met Hem, door Hem beschermd voor de rechtstreekse aanvallen van de duivel en vrij van de vloek op het niet naleven van de wet.

God aanvaardt dat een discipel niet in staat is om Jezus volmaakt te gehoorzamen, maar verwacht, zoals bij de aanvang van deze studie geschreven, dat hij ‘zijn uiterste best doet’ om te leven als een kind van God, volgens de regels van het Koninkrijk der Hemelen.
Bij de uitdagingen van het leven vraagt dit om telkens weer de juiste keuze te maken, in overeenstemming met de wil van God, zoals Hij die aan ons bekend heeft gemaakt in de Bijbel.

De gezindheid van het vlees.

Dit kiezen kan zwaar vallen, als de verleiding van de wereld of het eigen verlangen zo sterk wordt, dat de influistering van de Heilige Geest overstemd wordt.

De Bijbel noemt dit: de gezindheid van het vlees:

  • de ziel, die niet (langer) gericht is op Jezus om Zijn wil te doen
  • de ziel die gericht is op het lichaam (het vlees) en gehoor geeft aan de verlangens van het lichaam of aan dat wat de wereld opwekt via ogen en oren.

Dit is gevaarlijk, omdat de discipel hierdoor de bescherming van Jezus verlaat en dreigt terug te vallen in een leven onder de vloek op de wet, want:

De gezindheid van het vlees is vijandschap tegen God; …   (Romeinen 8:7)

De gezindheid van het vlees is de dood, …   (Romeinen 8:6)

Jezus geeft in verschillende gelijkenissen, voorbeelden van mensen die hun eigen weg gegaan zijn en het eeuwige leven in Gods tegenwoordigheid hierdoor gemist hebben.

Het eeuwige leven missen door ‘nalatigheid’.   (Mattheüs 25:1-13)
Tien meisjes kijken uit naar de komst van de bruidegom, de wederkomst van Jezus.
Alle tien verslappen in hun aandacht en alle tien vallen uiteindelijk in slaap.
Na lang wachten komt de bruidegom er aan. Vijf van de meisjes moeten eerst nog het één en ander in orde brengen voordat ze Hem kunnen volgen en zo komen ze te laat op het bruiloftsfeest.
Ze riepen: Heer, heer, doe ons open! Maar hij antwoordde hen: ik ken u niet.   (Mattheüs 25:11-12)

Jezus maant zijn discipelen aan waakzaam te zijn (vers 13) en bewust te leven in een intieme relatie met Hem.

Het eeuwige leven missen door ‘onvergevingsgezindheid’.   (Mattheüs 18:23-35)
Een heer houdt afrekening met zijn slaven.
Een slaaf die hem een enorm bedrag schuldig is, pleit: Heb geduld met mij en ik zal u alles betalen. Maar de schuld was zo groot dat de slaaf deze onmogelijk kon terugbetalen.
Daarom scheldt de heer hem de schuld kwijt.

Later ontmoet de slaaf een medeslaaf die hem nog geld schuldig is en eist terugbetaling.
Omdat ook de medeslaaf vraagt om geduld te hebben omdat hij niet kan betalen, zet de eerste hem in de gevangenis.
Als de heer dit hoort eist hij nu wel terugbetaling van de slaaf, die hij eerst alles had kwijtgescholden en geeft hem over in de handen van de folteraars.

Jezus besluit:

Alzo zal ook mijn hemelse Vader u doen, indien gij niet, een ieder zijn broeder, van harte vergeeft.   (Mattheüs 18:35)

Het eeuwige leven missen door ‘rebellie’.   (Mattheüs 25:14-30)
Bij zijn vertrek naar het buitenland verdeelt een heer zijn bezit onder drie slaven.
Ieder ontvangt een bedrag naar zijn bekwaamheid.
Eén slaaf stopt het geld dat hij ontvangt in de grond. Hij heeft er grote moeite mee dat de winst die hij zou maken, afgedragen moet worden aan de heer en gaat liever zijn eigen weg.
Het leven van deze slaaf eindigt jammerlijk in “de buitenste duisternis, waar geween is en het tandengeknars”.

Het eeuwige leven missen door ‘onverschilligheid’.   (Mattheüs 22:1-14)
Een koning richt voor zijn zoon een bruiloft aan.
De genodigden willen echter niet komen en een tweede uitnodiging wordt genegeerd (vers 5).
De koning stuurt zijn slaven er dan op uit om de weg op te gaan en iedereen uit te nodigen, zowel goeden als slechten (vers 10) en de zaal werd vol met de mensen die aanlagen.
Toen de koning binnenkwam zag hij iemand die geen bruiloftskleed aan had. Deze persoon had het blijkbaar niet nodig gevonden om zijn kleren te verwisselen voor het feestkleed dat de koning ter beschikking had gesteld.
Hij wordt aan handen en voeten gebonden en in de buitenste duisternis geworpen.

Waarschuwing tegen ‘zelfzucht’.
Jezus zei:

Een goede boom kan geen slechte vruchten dragen, of een slechte boom goede vruchten dragen. Iedere boom, die geen goede vrucht voortbrengt, wordt uitgehouwen en in het vuur geworpen. Zo zult gij hen dan aan hun vruchten kennen.

Niet een ieder, die tot Mij zegt: Here, Here, zal het Koninkrijk der hemelen binnengaan, maar wie doet de wil van mijn Vader, die in de hemelen is.

Velen zullen te dien dage tot Mij zeggen: Here, Here, hebben wij niet in uw naam geprofeteerd en in uw naam boze geesten uitgedreven en in uw naam vele krachten gedaan?

En dan zal Ik hun openlijk zeggen: Ik heb u nooit gekend; gaat weg van Mij, gij werkers van de wetteloosheid.   (Mattheüs 7:18-23)

Hier gaat het om discipelen van Jezus die een groot geestelijk werk hebben verricht en waarschijnlijk veel mensen tot zegen zijn geweest.
Nochtans noemt Jezus hen “werkers van de wetteloosheid (letterlijk: werkers zonder wet)”, omdat zij hun bediening niet hebben uitgeoefend uit liefde voor God en de naaste en blijkbaar de eer van hun werk voor zichzelf hebben opgeëist.

Waarschuwing tegen ‘wetticisme’.
Paulus waarschuwt:

Gij zijt los van Christus, als gij door de wet gerechtigheid verwacht; buiten de genade/vriendelijkheid staat gij.   (Galaten 5:4)

In Galatië was een beweging ontstaan waarin men verwachtte niet alleen door het geloof in Jezus Christus de gerechtigheid van God te ontvangen, maar door stipt de wetten uit het Oude Testament na te volgen.

Wie denkt door wetticisme iets te kunnen toevoegen aan zijn redding en hiervoor niet (meer) volkomen vertrouwt op Jezus Christus, loopt het risico (terug) onder de vloek van de wet te komen, met alle gevolgen van dien, ook voor de eeuwigheid.

De gezindheid van de Geest.

De discipel die leeft in relatie met Jezus Christus en volkomen ‘toegewijd zijn uiterste best doet’ om te leven in overeenstemming met de normen van Gods koninkrijk, leeft volgens de Bijbel in de gezindheid van de Geest.

Maar, ook wie leeft in de gezindheid van de Geest kan niet voorkomen te ‘struikelen’, als gevolg van verkeerde keuzes.
Dan is er slechts één weg terug, om onder de bescherming van Jezus te komen en opnieuw vrij te zijn van de vervloeking op het niet navolgen van de wet:

  • erkennen dat men gestruikeld is en de zonde aan Jezus Christus belijden.

Want:

Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid.
(1 Johannes 1:9)

Dit is leven door genade, de vriendelijkheid van God, in relatie met, en onder de bescherming van Jezus Christus.

De Bijbel noemt dit, leven in de Geest, met een geweldige belofte, want:

… de gezindheid van de Geest is leven en vrede.   (Romeinen 8:6)

Terug naar het begin van deze studie.

Deze studie begon met:

… blijft … uw behoudenis (bevrijding, veiligheid) bewerken (tot stand brengen, bereiken) met vreze en beven (een toegewijd hart dat zijn uiterste best doet), …   (Filippenzen 2:12)

Deze toewijding omvat twee aandachtspunten:

1. Kennen van de leefregels van het huisgezin van God.
Wie God als Vader liefheeft, krijgt een diep verlangen om te leven in overeenstemming met de regels die Hij bepaald heeft voor Zijn gezin.
Dit houdt in, Jezus’ woorden diepgaand overdenken, om vernieuwd te worden in het denken en zo te proeven wat de wil van God is: het goede, welgevallige en volmaakte.
(naar Romeinen 12:2)

Of zoals koning Salomo wist:

Wie op het woord (van God) acht geeft, zal het goede vinden; ja, welzalig hij, die op de HERE vertrouwt.   (Spreuken 16:20)

2. Vrij komen van eigen wensen en verlangens.
Jezus zegt vrij scherp:

Indien iemand tot Mij komt, en niet haat zijn vader en moeder en vrouw en kinderen en broeders en zusters, ja zelfs zijn eigen leven, die kan mijn discipel niet zijn.   (Lukas 14:26)

Jezus bedoelt niet dat men:

  • mensen moet haten – want men moet zelfs de vijand liefhebben  (Mattheüs 5:44)
  • vader of moeder moet haten – want voor God is het juist belangrijk dat kinderen hun ouders eren  (het vijfde gebod uit de tien geboden)
  • zijn eigen leven moet haten – want hoe zou men anders de naaste kunnen liefhebben als zichzelf?

’Leven’ is in dit vers de vertaling van ‘psuche’, dat doorgaans vertaald wordt met ‘ziel’, hier te interpreteren als ‘de zetel van de wensen en verlangens’.

Het gaat er dus om dat het eren van ouders en familie niet zo ver mag gaan, dat het belangrijker wordt dan het volgen van Jezus en dat ook de eigen wensen en verlangens ondergeschikt moeten blijven aan Zijn wil.

Jezus zegt dat iemand alleen Zijn discipel kan zijn, als Hij de eerste plaats in iemands leven ontvangt.
Wie zo leeft, is vrij van de vervloeking en zal het volle leven ervaren zoals God dat bedoeld heeft.

Of zoals Jezus zei:

Gelijk de Vader Mij heeft liefgehad, heb ook Ik u liefgehad; blijft in mijn liefde.
Indien gij mijn geboden bewaart, zult gij in mijn liefde blijven, gelijk Ik de geboden van mijn Vader bewaard heb en blijf in zijn liefde.
Dit heb Ik tot u gesproken, opdat mijn blijdschap in u zij en uw blijdschap vervuld worde (volmaakt worde).   (Johannes 15:9-11)

 

Zie ook de studie: Elisa en de mannen van Jericho.

 

Deze studie downloaden in PDF:
Vlees en Geest, vloek en genade.