Woordstudie van de Griekse woordjes epi, en, eis

In deze, meer technische studie, wordt de aandacht gevestigd op het juist interpreteren van een Bijbeltekst.
Het betreft de vertaling van de woorden ‘epi’,‘en’, ‘eis’.
Alle drie worden ze vaak vertaald met ‘in’, soms door ‘op’, ‘naar’, of ‘bij’.
Door de context in de zin wordt de betekenis ervan meestal op de juiste manier begrepen.
Nochtans gaat in een aantal teksten de eigenlijke en diepere betekenis van het Grieks verloren in de vertaling, waardoor niet ten volle begrepen kan worden wat er bedoeld wordt.

Daarom een verklaring van de verschillende Griekse woordjes.
Hierbij wordt telkens een aantal Bijbelteksten aangehaald.
Vooral bij de woordverklaring van ‘en’ en ‘eis’, is het interessant stil te staan bij de betekenis van het Grieks.
Een enkele keer wordt verwezen naar een afzonderlijke studie, omdat de juiste interpretatie van het Grieks van betekenis is om de tekst correct te verstaan.

Woordverklaring ‘epi’.

Volgens de OLB is ‘epi’ een voorzetsel.

Het kent vele vertalingen afhankelijk van de gebruikte naamval:

  • (acc) naar, op, tegen
  • (dat) van plaats, op, in, bij, over
  • (gen) op, bij , over

‘Epi’ geeft een richting aan van de activiteit (het werkwoord).
In 52 Bijbelteksten wordt vertaald door ‘in’.

Enkele van de 772 Bijbelteksten:
Plus accusatief (geeft het lijdend voorwerp aan):

En Hij beval de scharen, dat zij in (epi) het gras zouden gaan zitten, …   (Mattheüs 14:19)

De Geest van de Here is op (epi) Mij, daarom, dat Hij Mij gezalfd heeft, …   (Lukas 4:18)

En toen Jezus bij (epi) die plaats kwam, keek Hij naar boven …   (Lukas 19:5)

Sta op en ga naar (epi) de straat, die de Rechte heet, …   (Handelingen 9:11)

…en velen kwamen tot geloof in (epi) de Here.   (Handelingen 9:42)

Plus datief (geeft het meewerkend voorwerp aan):

Er staat geschreven: Niet alleen van (epi) brood zal de mens leven, …   (Mattheüs 4:4)

En niemand zet een niet-gekrompen lap op (epi) een oud kledingstuk; …   (Mattheüs 9:16)

En aan (epi) hen wordt de profetie van Jesaja vervuld, die zegt: …   (Mattheüs 13:14)

Maar zijn gelaat betrok bij (epi) dat woord en hij ging bedroefd heen, …   (Markus 10:22)

En zij stonden versteld over (epi) zijn leer, want zijn woord was met gezag.   (Lukas 4:32)

Er was ook een opschrift boven (epi) Hem: Dit is de Koning van de Joden.   (Lukas 23:38)

… en verboden hun te spreken in (epi) de naam van Jezus, …   (Handelingen 5:40)

Plus genitief (het woord is verbonden aan of het bezit van een ander element in de zin):

Verzamelt u geen schatten op (epi) aarde, …   (Mattheüs 6:19)

… maar Gij leert de weg Gods in (epi) waarheid.    (Markus 12:14)

Woordverklaring ‘en’.

Volgens de OLB is ‘en’ een primair voorzetsel

  • dat een vast punt aangeeft (in plaats, tijd of toestand), en (stilzwijgend) waardoor of waarmee iets gedaan wordt, d.w.z. een verhouding van rust.

Te vertalen als:

  • in, door, met, enz.

Enkele vertalingen die veelvuldig voorkomen:

  • in – 260 teksten
  • bij – 100 teksten
  • te – 108 teksten
  • op – 142 teksten
  • met – 117 teksten
  • onder – 102 teksten
  • door – 95 teksten

Het Griekse woordje ‘en’ vestigt de aandacht op de plaats of toestand waar(in) een handeling plaatsvindt.

Enkele van de 2.098 Bijbelteksten:
Hou in gedachten dat het woordje dat onderlijnd is de plaats aanduidt waar de handeling zich voordoet.
In veel teksten zou het dan ook duidelijker zijn om het Griekse ‘en’ te vertalen met ‘in’.

Toen nu Jezus geboren was te (en) Betlehem in Judea, in (en) de dagen van koning Herodes, …   (Mattheüs 2:1)

Maar Ik zeg u, in het geheel niet te zweren: bij (en) de hemel niet, omdat hij de troon van God is; …   (Mattheüs 5:34)

Zie, Ik zend u als schapen midden onder (en) wolven; weest dan voorzichtig als slangen en argeloos als duiven.   (Mattheüs 10:16)

Maar de Farizeeën hoorden het en zeiden: Deze drijft de boze geesten slechts uit door (en) Beëlzebul, de overste van de geesten.   (Mattheüs 12:24)

En toen Hij de tempel was binnengegaan, naderden de overpriesters en de oudsten van het volk Hem, terwijl Hij leerde, en zij zeiden: Krachtens (en) welke bevoegdheid doet Gij deze dingen? En wie heeft U deze bevoegdheid gegeven?   (Mattheüs 21:23)

En Hij zei tot hen: Voorwaar, Ik zeg u: Er zijn sommigen onder degenen, die hier staan, die de dood voorzeker niet zullen smaken, voordat zij zien, dat het Koninkrijk van God gekomen is met (en) kracht.   (Markus 9:1)

Als tekenen zullen deze dingen de gelovigen volgen: in (en) mijn naam zullen zij boze geesten uitdrijven, in nieuwe tongen zullen zij spreken,   (Markus 16:17)

En zie, er was een man te (en) Jeruzalem, wiens naam was Simeon, …   (Lukas 2:25)

Ik ben de wijnstok, gij zijt de ranken. Wie in (en) Mij blijft, gelijk Ik in (en) hem, die draagt veel vrucht, want zonder Mij kunt gij niets doen.   (Johannes 15:5)

(De genezing van de verlamde aan de Schone Poort) … en toen zij hen hadden laten voorkomen, wilden zij van hen weten: Door (en) welke kracht of door (en) welke naam hebt gij dit gedaan?   (Handelingen 4:7)

Te (en) dien tijde werd Mozes geboren …   (Handelingen 7:20)

Ook kwam ik in (en) zwakheid, met (en) veel vrezen en beven tot u; …   (1 Corinthiërs 2:3)

Daarom, niemand beroeme zich op (en) mensen; alles is immers het uwe.   (1 Corinthiërs 3:21)

Woordverklaring ‘eis’:

Volgens de OLB is ‘eis’ een primair voorzetsel.

Te vertalen als:

  • tot, in, tot in, naar, voor, onder

Het woordje ‘eis’ veronderstelt een beweging van buiten af tot in, of tot op de plaats waar de handeling plaatsvindt.

Twee vertalingen die veelvuldig voorkomen, beiden te interpreteren als ‘tot in’:

  • in – 445 teksten
  • naar – 293 teksten

Enkele van de 1.473 Bijbelteksten:
Hou in gedachten dat het woordje dat onderlijnd is een beweging betekent naar de plaats van de handeling.

En zij gingen het huis binnen (eis) en zagen het kind met Maria, …   (Mattheüs 2:11)

Begrijpt gij niet, dat al wat van buiten in (eis) de mens komt, hem niet onrein kan maken, …   (Markus 7:18)

En Hij zond hem (de blinde man die genezen was) naar (eis) huis en zei: Ga het dorp zelfs niet in (eis).   (Markus 8:26)

En het voorhangsel van de tempel scheurde in (eis) tweeën van boven tot beneden.   (Markus 15:38)

En er ging een roep van Hem uit naar (eis) alle plaatsen in de omtrek. (Letterlijk: … alle omliggende plaatsen)   (Lukas 4:37)

Ik ben niet gekomen om rechtvaardigen te roepen, maar zondaars, tot (eis) bekering.   (Lukas 5:32)

En niemand doet jonge wijn in (eis) oude zakken; …   (Lukas 5:37)

En komt gij ergens in (eis) een huis, blijft daar en reist vandaar verder.   (Lukas 9:4)

En de zoon zei tot hem: Vader, ik heb gezondigd tegen (eis) de hemel en voor u, ik ben niet meer waard uw zoon te heten.
(Lukas 15:21)

Want indien gij uit de wilde olijf, waartoe gij naar uw natuur behoort, weggekapt en tegen uw natuur op (eis) de edele olijf geënt zijt, …   (Romeinen 11:24)

Want wij hebben niets op (eis) de wereld medegebracht; wij kunnen er ook niets uit medenemen.   (1 Timotheüs 6:7)

Merk op:
‘Tot in iets anders’ kan ook ‘tot in iemand anders’ zijn, zoals Jezus zei:

Wie in (eis) Hem gelooft, wordt niet veroordeeld; wie niet gelooft, is reeds veroordeeld, omdat hij niet heeft geloofd in (eis) de naam van de eniggeboren Zoon van God.   (Johannes 3:18)

Wie in (eis) de Zoon gelooft, heeft eeuwig leven; …   (Johannes 3:36)

Jezus zei tot hen: Dit is het werk van God, dat gij gelooft in (eis) Hem, die Hij gezonden heeft.   (Johannes 6:29)

Dit zei Hij van de Geest, welke zij, die tot geloof in (eis) Hem kwamen, ontvangen zouden; …   (Johannes 7:39)   (Letterlijk: … die zij, gelovend in (eis) Hem, ontvangen zouden; …)

Jezus riep en zei: Wie in (eis) Mij gelooft, gelooft niet in (eis)  Mij, maar in (eis) Hem, die Mij gezonden heeft; …   (Johannes 12:44)

Zie ook de studie:

Deze studie downloaden in PDF:
Woordstudie van de Griekse woordjes epi, en, eis.