Leviticus 16:20-22 – De bok voor Azazel
Deze deelstudie is een toelichting bij Leviticus 16 – De Dag van Verzoening.
Leviticus 16:20-22
Wanneer hij (Aäron) de verzoening van het heiligdom en van de tent der samenkomst en van het (reukoffer)altaar voleindigd heeft, dan zal hij de levende bok brengen, en Aäron zal zijn beide handen op de kop van de levende bok leggen en over hem al de ongerechtigheden van de Israëlieten en al hun overtredingen in al hun zonden, belijden; hij zal die op de kop van de bok leggen en die door iemand, die daarvoor gereed staat, naar de woestijn laten brengen. Zo zal de bok al hun ongerechtigheden op zich (weg)dragen naar een onvruchtbaar land, en hij zal die bok in de woestijn vrijlaten.
Hierover wordt in de brief aan de Hebreeën geschreven, met een aanhaling uit Jeremia 31:34:
Want Ik zal genadig zijn over hun ongerechtigheden, en hun zonden zal Ik niet meer gedenken (in herinnering brengen).
(Hebreeën 8:12)
… want nadat Hij gezegd had: Dit is het verbond, waarmede Ik Mij aan hen verbinden zal na die dagen, zegt de Here: Ik zal mijn wetten in hun harten leggen, en die ook in hun verstand schrijven, en hun zonden en ongerechtigheden zal Ik niet meer gedenken (in herinnering brengen) (Hebreeën 10:16-17)
In de voorgaande deelstudies werd beschreven hoe Aäron, op de Dag van Verzoening, het heiligdom (het heilige der heiligen) en de tent der samenkomst verzoende, door het sprenkelen van het bloed van het zondoffer voor het volk, op en vóór het verzoendeksel.
Dit als voorafschaduwing van het feit, dat door het geloof in Jezus Christus, de gelovige gereinigd en geheiligd wordt van de fouten uit het leven van vóór de bekering, zonder dat die zonden op dat moment benoemd of beleden werden.
Om het oude leven definitief af te sluiten en een goede start te kunnen maken in het nieuwe leven als priester naar de orde van Melchisedek, moet de nieuw-gelovige zich wel bewust zijn van wat hij in zijn vorige leven verkeerd gedaan heeft tegenover God en dit aan Hem belijden.
Tijdens de Dag van Verzoening werd dit uitgebeeld door Aäron, die al deze zonden op de kop van de levende bok moest leggen, de tweede geitenbok van het zondoffer voor het volk, die bij de loting in de verzen 7 en 8 werd aangeduid als het lot voor Azazel.
Deze bok moest tweemaal voor het aangezicht van God gebracht worden (de verzen 7 en 10), wat betekent dat God er Zich heel bewust van was, dat deze bok al de ongerechtigheden, verzoend door het zondoffer voor het volk, naar een onvruchtbaar land zou brengen, de vergetelheid in.
Betekenis.
Het slachten van de eerste geitenbok van het zondoffer voor het volk was de voorafschaduwing van Jezus Christus, die als persoonlijke zondoffer stierf, voor de reiniging en heiliging van de nieuw-gelovige. (verzen 15 en 16)
De tweede, de levende bok van het zondoffer voor het volk, was de voorafschaduwing van het feit dat de nieuw-gelovige, al zijn ongerechtigheden uit het leven van vóór de bekering op Jezus mag leggen, zodat Hij die kan wegbrengen, de vergetelheid in.
Dit is waar Paulus en Petrus later over schrijven:
Ook u heeft Hij (God), hoewel gij dood waart door uw overtredingen en onbesnedenheid naar het vlees, levend gemaakt met Hem (Jezus Christus), toen Hij (God) ons al onze overtredingen kwijtschold, door het bewijsstuk uit te wissen, dat door zijn inzettingen tegen ons getuigde en ons bedreigde. En dat heeft Hij (Jezus Christus) weggedaan (weggedragen) door het aan het kruis te nagelen. (Colossenzen 2:13-14)
… die zelf onze zonden in zijn lichaam op het hout gebracht heeft, opdat wij, aan de zonden afgestorven, voor de gerechtigheid zouden leven (alternatief: rechtvaardig zouden leven); … (1 Petrus 2:24)
Dit is een belangrijk, ja noodzakelijk moment in het leven van de nieuw-gelovige, dat hij door de ontmoeting met Jezus, kan erkennen waarin hij God in het verleden bedroefd heeft, door Zijn wetten te overtreden.
Door deze zonden aan Jezus te belijden, kan hij er volledig afstand van nemen en zich ervan bekeren, wat zoveel betekent als ze de rug toekeren en ze voorgoed loslaten.
Dat deze zonden uit het verleden naar de vergetelheid gebracht worden betekent, dat God deze ongerechtigheden volkomen vergeven heeft en ze nooit in herinnering zal brengen.
Omdat hij door het bloed van Jezus volkomen gereinigd en geheiligd, kan de nieuw-gelovige zich volkomen verzoenen met God, als zijn liefdevolle hemelse Vader.
Dit neemt niet weg dat er misschien fouten uit het verleden, begaan tegenover anderen, rechtgezet moeten worden. Ook kan er pastorale hulp nodig zijn, om gebeurtenissen uit het verleden te verwerken en moet de gelovige in het nieuwe leven misschien geholpen worden, om bepaalde verplichtingen tot een goed einde te brengen.
Wat de persoon betreft, die de bok wegbracht naar de woestijn, is het niet duidelijk of hier betekenis aan gegeven kan worden, in het licht van het sterven van Jezus.
Wordt vervolgd in de studie Leviticus 16:23-24 – De beide brandoffers.
Deze studie downloaden als PDF:
Leviticus 16:20-22 – De bok voor Azazel.