Leviticus 16 – De Dag van Verzoening

In de christelijke wereld wordt algemeen erkend dat Jezus Christus 2.000 jaar geleden stierf aan een kruis op Golgotha, voor de vergeving van de zonden, door het geloof in Hem.
Het sterven van Jezus heeft echter een veel diepere betekenis, wat in de aanhef van de brief aan de Hebreeën duidelijk wordt, waar gezegd wordt over Jezus:

… na de reiniging van de zonden tot stand gebracht te hebben, Zich gezet aan de rechterhand van de majesteit in de hoge, …   (Hebreeën 1:3)

Het sterven van Jezus heeft veel meer tot stand gebracht dan de vergeving van de zonden. Dat vertelt de symboliek, vervat in de offers van de Dag van Verzoening, beschreven in Leviticus 16.

Merk op: Leviticus 16 is algemeen bekend als de Grote Verzoendag, in het Hebreeuws Jom Kippoer, Verzoendag of Dag van Verzoening. Dit is niet een dag van enkel vergeving, maar van verzoening.
In het verdere verloop van deze studie over Leviticus 16 zal dan ook Dag van Verzoening verder gebruikt worden.
Het Hebreeuws voor verzoening is kaphar.
Volgens de OLB te vertalen als:

  • bedekken, reinigen, zuiveren, goedmaken, verzoenen.

Het Grieks voor verzoening is katallage.
Volgens de OLB te vertalen als:

  • verwisseling, verruiling.

In het Oude Testament werden op de Dag van Verzoening de zonden bedekt, want het bloed van stieren en bokken kon geen vergeving bewerken. (Hebreeën 10:4)
Door het geloof in het bloed van Jezus Christus worden de zonden niet bedekt, maar verzoend.
Dit betekent, weggenomen en omgeruild voor reiniging en heiliging.
Daarom wordt op de Dag van Verzoening bijna niet gesproken over het belijden van zonden of over vergeving, maar over verzoening, door reiniging en heiliging.
In die zin bevat verzoening ook de vergeving van de zonden.

Algemeen:

Om de verzoening met de Hemelse Vader mogelijk te maken, verwezen de offers van de Dag van Verzoening naar de ambtsaanvaarding van de priesters uit Leviticus 9.
Van wie tot geloof komt in Jezus Christus en Hem aanvaardt als zijn persoonlijk zondoffer, wordt verwacht dat hij ook het priesterschap naar de orde van Melchisedek aanvaardt, met al zijn voorrechten en verplichtingen. Enkel als priester zal de gelovige, symbolisch gezien, kunnen leven vóór het aangezicht van God, die driemaal heilig is (Jesaja 6:3/Openbaring 4:8).
Dit is het overvloedige leven dat Jezus beloofde (Johannes 10:10), een leven zoals God dat aldoor al bedoeld had en dat niet eindigt bij het sterven.

De zondige mens moet echter eerst gereinigd en geheiligd worden, om dit leven te kunnen ontvangen. Deze reiniging en heiliging maakte Jezus mogelijk, omdat Hij de offers van de Dag van Verzoening in zijn menselijk lichaam volbracht.
In de handelingen die hogepriester Aäron eeuwen tevoren op die dag verrichtte, werd de diepe betekenis van het sterven van Jezus al uitgebeeld. Deze fysieke handelingen waren de voorafschaduwing van wat de dood van Jezus zou betekenen in de geestelijke wereld en daardoor in het leven van iedereen, die Hem als discipel zou volgen in zijn leven.

Op de Dag van Verzoening was het hogepriester Aäron die de offers moest brengen. Dat deed hij precies volgens de voorschriften die God voor die dag gegeven had.
Zo zal hij ook vanuit zijn kennis van de wet, de betekenis begrepen hebben bij alles wat hij die dag moest doen, terwijl de diepere symboliek voor hem bedekt was, omdat die slechts in Christus begrepen kan worden, want:

… telkens wanneer iemand zich tot de Here bekeerd heeft, wordt de bedekking weggenomen.   (2 Corinthiërs 3:16)

Dat betekent dat bij het bestuderen van deze studies over de Dag van Verzoening, het soms verwarrend kan zijn, omdat oude wetgeving, in het licht van Jezus Christus, een nieuwe invulling krijgen.
Het is daarom goed om stil te staan bij de symboliek van de Dag van Verzoening, in een poging te doorgronden, hoe het persoonlijke leven in relatie met God, als Vader, Zoon en Geest, hierdoor verrijkt kan worden.
Dat vraagt soms om oude denkpatronen te herzien.

Het verloop van de Dag van Verzoening

Deze eerste deelstudie over Leviticus 16, bespreekt vers voor vers de handelingen die de hogepriester Aäron verrichtte op deze dag, met in het kort de betekenis hiervan.
De volle betekenis wordt in afzonderlijke deelstudies verder uitgediept.
Omwille van de leesbaarheid, wordt de mens in deze studiereeks vernoemd als mannelijk. Uiteraard kan er ook steeds vrouwelijk voor in de plaats gelezen worden.

Vers 1. De Here sprak tot Mozes:

Zo begint Leviticus 16 en daarna volgen de instructies voor de handelingen die hogepriester Aäron op de Dag van Verzoening moest vervullen.
De relatie tussen de Dag van Verzoening en het sterven van Jezus Christus wordt in een afzonderlijke deelstudie uitgelegd. Hierin wordt ook uitgelegd wat “voor het aangezicht des HEREN” betekent en wat het onderscheid is tussen het zondoffer en het brandoffer, die beiden op deze dag gebracht werden.

Verzen 2 en 3. Spreek tot uw broeder Aäron, dat hij niet te allen tijde kome in het heiligdom binnen het voorhangsel voor het verzoendeksel dat op de ark ligt, opdat hij niet sterve; want in de wolk verschijn Ik boven het verzoendeksel. Slechts op deze wijze zal Aäron het heiligdom binnengaan: met een jonge stier ten zondoffer en een ram ten brandoffer.

Omdat hij op de Dag van Verzoening ook het heilige der heiligen moest binnengaan, moest hogepriester Aäron op deze dag een zondoffer en een brandoffer brengen voor zichzelf. Dit zijn dezelfde offers, die hij voor zichzelf moest brengen bij zijn ambtsaanvaarding als hogepriester. (Leviticus 9)
Zo moest Aäron en de hogepriesters na hem, op de Dag van Verzoening hun ambt als hogepriester bevestigen. In vers 6 zal blijken dat zijn zondoffer niet enkel verzoening bracht voor zichzelf, maar ook voor zijn huis, het priesterlijk geslacht.

Betekenis: Jezus stelde Zich al vóór de grondlegging van de wereld in de hemel beschikbaar om, als hogepriester, de offers van de Dag van Verzoening op aarde te volbrengen, in zijn menselijk lichaam. Jezus bracht deze offers voor Zichzelf, niet voor zijn zonden, want Hij was zonder zonden, maar ter bevestiging van zijn ambt als hogepriester naar de orde van Melchisedek.
Jezus bracht dit zondoffer ook voor zijn huis, een ieder die tot geloof in Hem zou komen, en zou leven als priester naar de orde van Melchisedek, in relatie met God als hemelse Vader.

Vers 4. Het heilige linnen onderkleed zal hij aantrekken en een linnen broek zal over zijn vlees zijn en met een linnen gordel zal hij zich omgorden en een linnen tulband zal hij zich ombinden; dit zijn heilige (priester)klederen, die hij zal aantrekken, nadat hij zijn lichaam in water gebaad heeft.

Aäron moest zijn waardigheid als hogepriester afleggen en zich baden in water, omdat hij diverse handelingen moest verrichten als voorafschaduwing van de mens Jezus. Zo moest hij ook handelingen verrichten als beeld van iemand uit het volk en moest hij zich als zodanig opnieuw kleden. Maar, gezien enkel de priesters de offers mochten brengen, moest Aäron zich niet kleden als iemand van het volk, maar als gewone priester.

Betekenis: Om als mens geboren te worden, legde Jezus in de hemel zijn heerlijkheid als hogepriester af. Hij vereenzelvigde Zich volkomen met de mensen, door zich door Johannes te laten dopen, in het water van de Jordaan.

Vers 5. En van de vergadering van de Israëlieten (ook vaak het volk genoemd) zal hij twee geitenbokken ten zondoffer en een ram ten brandoffer nemen.

Om de zonden van het volk te verzoenen en zo een leven in relatie met God mogelijk te maken, moesten er op de Dag van Verzoening twee offers voor het volk gebracht worden, een zondoffer en een brandoffer. Ook deze offers verwezen naar de ambtsaanvaarding van de priesters in Leviticus 9.

Betekenis: De dieren van deze twee offers symboliseerden Jezus, die Zichzelf beschikbaar stelde om deze offers in Zijn lichaam te volbrengen en zo de verzoening met God mogelijk te maken.

Vers 6. Dan zal Aäron de stier van zijn eigen zondoffer brengen en verzoening doen voor zich en zijn huis.

Op dit moment werd de stier echter nog niet geofferd. Dat gebeurde pas in vers 11.
Het is belangrijk te beseffen dat Aäron dit zondoffer niet enkel voor zichzelf bracht maar, volgens dit vers, ook voor de verzoening van zijn huis, het priesterlijk geslacht.

Betekenis: Dit zondoffer bracht Aäron tevens als voorafschaduwing van Jezus, die Zichzelf offerde voor de verzoening van de onopzettelijke zonden in het leven van de mensen, die door het geloof in Hem als priesters zouden leven. Wat uitgebeeld werd in de verzen 15 en 16.

Verzen 7 en 8. Hij zal de twee bokken (voor het zondoffer van het volk) (aan)nemen en ze voor het aangezicht des HEREN stellen bij de ingang van de tent der samenkomst, en Aäron zal over de beide bokken het lot werpen; een lot voor de HERE, en een lot voor Azazel.

Betekenis: Voor het aangezicht des Heren wil zeggen, dat God aanwezig was bij het bepalen welke bok geslacht moest worden (zie vers 15) en welke bok naar de woestijn gebracht moest  worden, beladen met de zonden van het volk (zie vers 21).

Vers 9. Dan zal Aäron de bok waarop het lot voor de HERE gevallen is, brengen en hem ten zondoffer (voor)bereiden.

Het is niet duidelijk welke voorbereidende handelingen Aäron hierbij moest verrichten.
Mogelijk werd de bok gewassen en werd er gecontroleerd of hij geen gebreken had.

Vers 10. Maar de bok waarop het lot voor Azazel gevallen is, zal men levend voor het aangezicht des HEREN stellen, om daarmee verzoening te doen, door hem voor Azazel de woestijn in te zenden.

De tweede bok, de bok voor Azazel (letterlijk: de weggezonden bok) werd hier nogmaals voor het aangezicht van God gesteld, om later (zie de verzen 20-22) naar de woestijn gebracht te worden, beladen met de zonden.

Vers 11. Dan zal Aäron de stier van zijn eigen zondoffer brengen en verzoening doen voor zich en zijn huis; hij zal de stier van zijn eigen zondoffer slachten.

Op dit moment slachtte Aäron, als hogepriester, maar in gewone priesterkledij, de stier van zijn eigen zondoffer (volgens de verzen 2-3), om verzoening te doen voor zichzelf en zijn huis (het priesterlijk geslacht). Dit zondoffer werd pas voltooid door het sprenkelen van het bloed in het heilige der heiligen (zie vers 14), het verbranden van het vet op het brandofferaltaar (zie vers 25) en het verbranden van het karkas buiten de legerplaats (zie de verzen 27 en 28).

Betekenis: Aäron slachtte de stier van dit zondoffer voor zichzelf, maar ook als voorafschaduwing van Jezus Christus, die Zich niet offerde voor zichzelf, want Hij was zonder zonden, maar voor de onopzettelijke zonden van het hele priesterlijk geslacht, naar de orde van Melchisedek.
Het is opmerkelijk dat er tot nu toe nog niets gezegd werd over het belijden van zonden of over bekering. Bekering komt pas ter sprake bij de bespreking van het zondoffer voor het volk (zie de verzen 15 en 16). Daarom schrijft Paulus in zijn brief aan de Romeinen:

God echter bewijst zijn liefde jegens ons, doordat Christus, toen wij nog zondaren waren, voor ons gestorven is.   (Romeinen 5:8)

Verzen 12 en 13. En hij zal een pan vol gloeiende kolen van het altaar voor het aangezicht des HEREN nemen en zijn handen vullen met fijngestoten welriekend reukwerk en dat alles brengen binnen het voorhangsel. Dan zal hij het reukwerk op het vuur leggen voor het aangezicht des HEREN, zodat de wolk van het reukwerk het verzoendeksel dat op de getuigenis ligt, bedekt, opdat hij niet sterve.

Merk op dat het reukwerk niet gebracht werd op het reukofferaltaar, zoals de priesters moesten doen, maar dat Aäron dit reukwerk bracht in een gewone vuurpan.

Betekenis: Aäron was hier het beeld van de zondige mens, die met zijn verlangens en gebeden voor de troon van God verscheen. Een zoekende zondige mens komt natuurlijk niet fysiek voor God te staan. Maar, omdat Jezus bereid was voor de zonden van de wereld te sterven (vers 11), maakt God Zich bekend, aan de zondige mens die op zoek is naar de waarheid.
De zoekende mens kan God nog niet ontmoeten van aangezicht tot aangezicht. Daarom hied God bij deze ontmoeting afstand van de zondige mens (door de wolk van het reukwerk die het verzoendeksel bedekte). Door het verlangen van de zoekende mens die God aanroept, wordt zijn geest tot leven verwekt, als eerste stap naar het nieuwe leven door bekering. Voor een ontmoeting van aangezicht tot aangezicht met God en een leven in relatie met Hem, is een tweede stap nodig, de verzoening door het bloed van Jezus Christus, door het geloof in Hem (zie verzen 15-16).

Vers 14. Dan zal hij een deel van het bloed van de stier nemen en dat met zijn vinger sprenkelen op het verzoendeksel, aan de voorzijde; en voor het verzoendeksel zal hij zevenmaal dat bloed met zijn vinger sprenkelen.

Nadat Aäron met reukwerk binnen het heilige der heiligen is geweest, sprenkelde hij nu het bloed van de stier van zijn zondoffer, die hij in vers 11 geslacht had.

Betekenis: Zo reinigde en heiligde Jezus, symbolisch, het hemelse heilige der heiligen met Zijn bloed, om de ontmoeting tussen de zoekende zondige mens en God mogelijk te maken.

Verzen 15 en 16. Dan zal hij de bok van het zondoffer, voor het volk bestemd, slachten en zijn bloed naar binnen, achter het voorhangsel brengen, … hij zal het op het verzoendeksel en voor het verzoendeksel sprenkelen. Zo zal hij verzoening doen over het heiligdom om de onreinheden van de Israëlieten en om hun overtredingen in al hun zonden; aldus zal hij doen met de tent der samenkomst, die bij hen verblijf houdt te midden van hun onreinheden.

Ook dit zondoffer voor het volk werd gebracht bij de ambtsaanvaarding van de priesters.
Aäron (gekleed als priester) trad hier op als beeld van de gelovige mens, die door bekering ook het priesterambt naar de orde van Melchisedek aanvaardt.

Betekenis:
Jezus stierf als een persoonlijk zondoffer voor de vergeving van de zonden van hem, die als eerste stap met reukwerk voor de troon van God kwam en die als tweede stap tot bekering in Jezus Christus is gekomen.
Door bekering kan de nieuw-gelovige God ontmoeten van aangezicht tot aangezicht en mag hij het bloed van Jezus sprenkelen op en voor het verzoendekselin het heilige der heiligen. Dit sprenkelen betekent, dat hij door het geloof in Jezus Christus, volkomen gereinigd en geheiligd is van het oude leven. Enkel zo kan hij God ontmoeten van aangezicht tot aangezicht, als priester, zonder bedekking en leven in relatie met Hem als Vader, met Jezus Christus en met de Heilige Geest.

Vers 17. Geen mens zal in de tent der samenkomst zijn, wanneer hij (Aäron) daar binnengaat om in het heiligdom verzoening te doen, totdat hij naar buiten komt en verzoening gedaan heeft voor zichzelf, voor zijn huis en voor de gehele gemeente van Israël.

Betekenis: De verzoening en de relatie met God, door bekering en de reiniging en heiliging door het bloed van Jezus, is heel persoonlijk en kan met niemand anders gedeeld worden.

Verzen 18 en 19. Dan zal hij (Aäron) naar buiten gaan naar het (reukoffer)altaar, dat voor het aangezicht des HEREN staat, en daarover verzoening doen; hij zal van het bloed van de stier (van zijn zondoffer) en van het bloed van de bok (van het zondoffer van het volk) nemen en dat rondom aan de horens van het altaar strijken. Dan zal hij daarop met zijn vinger zevenmaal van het bloed sprenkelen en het reinigen en heiligen van de onreinheden der Israëlieten.

Merk op: Het bloed dat verzoening, reiniging en heiliging van het reukofferaltaar bracht, is het gemengde bloed van de stier van het zondoffer voor Aäron en zijn huis (vers 11) en van de bok van het zondoffer voor het volk (verzen 15-16).

Betekenis: Het reukofferaltaar werd gereinigd en geheiligd door het gemengde bloed van beide zondoffers, die symbool staan voor Jezus, die stierf voor de zonden van vóór de bekering (vers 11) en ook voor die in het leven als gelovige (verzen 15 en 16).
Aäron sprenkelde hier het gemengde bloed als voorafschaduwing van Jezus Christus, die met Zijn autoriteit het gebed ondersteunt, dat de gelovige bidt in Zijn naam.

Verzen 20-22. Wanneer hij (Aäron) de verzoening van het heiligdom en van de tent der samenkomst en van het (reukoffer)altaar voleindigd heeft, dan zal hij de levende bok (nabij) brengen, en Aäron zal zijn beide handen op de kop van de levende bok leggen en over hem al de ongerechtigheden van de Israëlieten en al hun overtredingen in al hun zonden, belijden; hij zal die op de kop van de bok leggen en die door iemand, die daarvoor gereed staat, naar de woestijn laten brengen. Zo zal de bok al hun ongerechtigheden op zich dragen naar een onvruchtbaar land, en hij zal die bok in de woestijn vrijlaten.

Nadat Aäron de verzoening volledig volbracht had, moest hij de tweede bok van het zondoffer van het volk nemen om die, beladen met de zonden van de Israëlieten, naar de woestijn te laten brengen.

Merk op dat dit de eerste keer was dat er op de Dag van Verzoening vermeld werd dat de zonden beleden werden. Deze zonden werden op de tweede bok van het zondoffer voor het volk gelegd die deze naar de woestijn bracht, begeleid door de persoon die hiervoor klaarstond.

Betekenis: Door het geloof in Jezus Christus zijn de zonden niet enkel vergeven, God wil ze zelfs niet in herinnering houden en wil dat ook de gelovige er niet aan terugdenkt. Daarom mag hij zijn zonden op Jezus leggen, die ze wegdraagt, de vergetelheid in.

Verzen 23 en 24. Daarna zal Aäron naar de tent der samenkomst komen en de linnen klederen uittrekken, die hij aangetrokken had, toen hij het heiligdom binnenging, en zal ze daar laten liggen. Hij zal zijn lichaam in water baden op een heilige plaats en zijn gewone klederen aantrekken; dan naar buiten gaan en zijn brandoffer en het brandoffer van het volk bereiden en verzoening doen voor zich en voor het volk.

Hierna moest Aäron zich baden en werd hij weer hersteld in zijn waardigheid als hogepriester.
In die hoedanigheid bracht hij de ram als zijn brandoffer en de ram als het brandoffer van het volk. Er werden hiervoor geen bijkomende instructies gegeven.
Opmerking: Bij de brandoffers werden de zonden beleden door ze met handoplegging over te dragen op de kop van het dier dat geofferd werd.

Betekenis: Aäron bracht zijn brandoffer uitsluitend voor zichzelf, zoals opgedragen in de verzen 2-3.
Het brandoffer voor het volk bracht Aäron als voorafschaduwing van Jezus, die Zichzelf offerde als brandoffer, voor de vergeving van de zonden in het leven van de priester naar de orde van Melchisedek en die niet beschouwd werden als onopzettelijk gepleegd.
Dit zijn de zonden waar Johannes over schrijft dat ze beleden moeten worden. (1 Johannes 1:9)

Vers 25. En het vet van het zondoffer zal hij op het (brandoffer)altaar in rook doen opgaan.

Aangenomen kan worden dat hogepriester Aäron het vet van beide zondoffers in rook deed opgaan.

Betekenis: Het vet van een zondoffer dat op het brandofferaltaar in rook opging, was een liefelijke reuk voor de Here (Leviticus 4:31). Zo kan aangenomen worden dat Jezus, door met zijn bloed de hemelse tabernakel binnen te gaan, de offers van zijn sterven aanbood aan Zijn Vader en dat God deze als ‘liefelijk’ bevestigde, door Jezus uit de doden op te wekken.

Vers 26. Hij nu, die de bok voor Azazel weggebracht heeft, zal zijn klederen wassen, zijn lichaam in water baden en daarna in de legerplaats komen.

Voordat hij weer in de legerplaats kwam, moest de persoon die de bok, beladen met de zonden van iemand anders naar de woestijn had gebracht, zich baden in water, om zich van elke mogelijk bezoedeling te reinigen.

Verzen 27 en 28. En de stier van het zondoffer en de bok van het zondoffer, waarvan het bloed gebracht werd om verzoening te doen in het heiligdom, zal men buiten de legerplaats brengen en hun huid, hun vlees en hun mest met vuur verbranden. Wie dat verbrandt, zal zijn klederen wassen, zijn lichaam in water baden en daarna in de legerplaats komen.

Betekenis: In Hebreeën 13:12 wordt hiernaar verwezen met de woorden: Daarom heeft ook Jezus, ten einde zijn volk door zijn eigen bloed te heiligen, buiten de poort geleden.

Verzen 29-34. Dit zal u tot een altoosdurende inzetting zijn: in de zevende maand op de tiende van die maand zult gij u verootmoedigen en generlei werk doen, … Want op deze dag zal over u verzoening gedaan worden, om u te reinigen; van al uw zonden zult gij gereinigd worden voor het aangezicht des HEREN. Het zal u een volkomen sabbat zijn en gij zult u verootmoedigen, het is een altoosdurende inzetting. En de verzoening zal de priester doen, die men gezalfd heeft en die men gewijd heeft, om in plaats van zijn vader het priesterambt te bekleden; hij zal de linnen klederen, de heilige klederen, aantrekken; het heilige der heiligen zal hij verzoenen, ook de tent der samenkomst en het altaar zal hij verzoenen, en over de priesters en het ganse volk van de gemeente verzoening doen. En dit zal u een altoosdurende inzetting zijn, ten einde verzoening te doen over de Israëlieten om al hun zonden, eenmaal in het jaar. En hij (Aäron) deed, zoals de HERE Mozes bevolen had.

Deze verzen bevatten een aantal praktische voorschriften voor de heiliging van deze speciale dag.

Ook de opdracht dat de Dag van Verzoening eenmaal per jaar gehouden moest worden op de tiende van de zevende maand, als een altoosdurende inzetting, waarbij de offers gebracht moesten worden door Aäron en wie na hem zijn plaats als hogepriester zou innemen.
Deze altoos durende inzetting heeft zijn vervolmaking gevonden in Jezus Christus.

Wordt vervolgd in: Leviticus 16 – Jezus en de Dag van Verzoening.

Deze studie downloaden in PDF:
Leviticus 16: De Dag van Verzoening.