Onopzettelijke zonden

In deze studie worden enkele Bijbelverzen besproken, die licht werpen op de betekenis van onopzettelijke zonden.

Eerst enkele teksten, over hoe er in het Nieuwe Testament wordt omgegaan met de wet uit het Oude Testament.

1. In de brief aan de Galaten:
Paulus schrijft:

Want de gehele wet is in één woord vervuld, in dit: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.    (Galaten 5:14)

Wat bedoelt Paulus hiermee, gezien dit in tegenspraak lijkt met het Oude Testament?
In Exodus 20:1-17 en Deuteronomium 5:7-21 worden de 10 geboden vermeld, die God aan het volk Israël heeft gegeven.
De eerste 3 zijn bepalingen over de relatie met God.
Dan volgt een 4de, een aandachtspunt: 6 dagen werken maar op de zevende dag tot rust komen, wat leven in afhankelijkheid van God betekent.
Vervolgens 5 geboden die de relatie met de naaste bepalen:

  • vader en moeder eren
  • niet doodslaan
  • niet echtbreken
  • niet stelen
  • geen vals getuigenis afleggen.

Met als laatste, een oproep tot tevredenheid en niet te begeren, wat van een ander is.

Toen Mozes afscheid van het volk nam, zei hij over deze geboden:

Onderhoudt ze naarstig (neem ze in acht), zoals de HERE, uw God, u geboden heeft; wijkt niet af, naar rechts noch naar links. (Deuteronomium 5:32)

Als hij het volk opdraagt deze 10 geboden te gehoorzamen, door ze in hun hart te sluiten en ze hun kinderen in te prenten, vat hij ze samen met:

Hoor, Israël: de HERE is onze God; de HERE is één!
Gij zult de HERE, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw kracht.   (Deuteronomium 6:4-5)

En als God in het boek Leviticus een reeks richtlijnen geeft, over de omgang met de naaste, vat Hij aan het einde de geboden die Hij gegeven heeft samen met de uitspraak:

… Gij zult …uw naaste liefhebben als uzelf: Ik ben de HERE.   (Leviticus 19:18)

Merk op:
Toen aan Jezus gevraagd werd welk gebod van de wet het belangrijkste is, bracht Hij deze twee uitspraken uit het Oude Testament samen, toen Hij zei:

Gij zult de Here, uw God, liefhebben met geheel uw hart en met geheel uw ziel en met geheel uw verstand. Dit is het grote en eerste gebod.
Het tweede, daaraan gelijk, is: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.
Aan deze twee geboden hangt de ganse wet en de profeten.   (Mattheüs 22:38-40)

Letterlijk zegt Jezus, dat de opdracht om God lief te hebben, gelijk staat aan de opdracht, om de naaste lief te hebben. Deze twee geboden zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden.
God verwacht dat wie Hem liefheeft/dient, ook de naaste zal liefhebben/dienen.
En niemand kan de naaste liefhebben/dienen zoals God dat bedoelt, als hij/zij God Zelf niet liefheeft/dient.

Terug naar de tekst uit de brief aan de Galaten.
In deze tekst schrijft Paulus, dat de gehele wet in één woord vervuld is en hij noemt enkel het liefhebben van de naaste als zichzelf.
Kennelijk gaat hij ervan uit, dat de Galaten God liefhebben met alles wat in hen is, maar dat ze de liefde voor elkaar niet meer in praktijk brengen, door wetticisme.

2. In de brief aan de Romeinen:
Als Paulus het in deze brief over de wet heeft, schrijft hij:

Wanneer toch heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen wat de wet gebiedt, dan zijn zij, ofschoon zonder wet, zichzelf tot wet; immers, zij tonen, dat het werk van de wet in hun harten geschreven is, …   (Romeinen 2:14-15)

Dan zal de van nature onbesnedene, doordat hij de wet volbrengt, u oordelen die, hoewel in het bezit van letter en besnijdenis, een overtreder van de wet zijt.   (Romeinen 2:27)

Blijkbaar kan het werk van de wet in het hart van een ongelovige geschreven zijn, zodat deze de wet volbrengt, terwijl hij God niet kent.
Paulus waarschuwt hen die de wet wél kennen, dat ze overtreders van de wet zijn en dat mensen die de wet niet kennen, maar die van nature doen, hén zullen oordelen die de wet wél kennen, maar haar overtreden.

Gezien de “heidenen” God niet kennen en dus ook niet kunnen liefhebben, stelt Paulus dat de heidenen de wet toch kunnen volbrengen in het vervullen van de opdracht: gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.

3. Wat Jezus zei over het onderhouden van de wet:
Iemand vroeg aan Jezus wat hij moest doen, om het eeuwige leven te beërven.
Jezus antwoordde:

Indien gij het leven wilt binnengaan, onderhoud de geboden. Hij zei tot Hem: Welke?
Jezus zei: Deze: Gij zult niet doodslaan, gij zult niet echtbreken, gij zult niet stelen, gij zult geen vals getuigenis geven, eer uw vader en uw moeder, en gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.   (Mattheüs 19:17-19)

Jezus houdt hem hier niet het grote en eerste gebod voor, namelijk, God liefhebben met al wat in hem is, maar neemt blijkbaar aan, dat de vraag gesteld is door een persoon die gelovig is, de wet kent en God liefheeft.
Toch is het opmerkelijk dat Jezus van de 10 geboden, enkel die 5 noemt, die allemaal te maken hebben met de liefde voor de naaste.
Daarmee zegt Hij tegen deze Joodse gelovige, dat hij het eeuwige leven zal beërven wanneer hij, vanuit de liefde voor God, slechts dit ene gebod in de praktijk brengt: Gij zult uw naaste liefhebben als uzelf.

De 3 bovenstaande Bijbelteksten (Galaten 5:14, Romeinen 2:14-15 en Mattheüs 19:17-19) werpen tevens licht op de interpretatie, van wat in de Bijbel als een onopzettelijke zonde beschouwd wordt.

Over onopzettelijke zonden.

In het Bijbelboek Leviticus worden de offers beschreven, die God aan de Israëlieten heeft opgedragen. Zo wordt in Leviticus 4 beschreven:

De HERE sprak tot Mozes: Spreek tot de Israëlieten: Wanneer iemand zonder opzet zondigt in één van de dingen die de HERE verboden heeft te doen, en één daarvan doet, dan zal … hij … een zondoffer brengen.    (Leviticus 4:1-2)

Zonder opzet: Het Hebreeuwse zelfstandig naamwoord shagagah wordt volgens de OLB vertaald als:

  • door dwaling, per vergissing, of onopzettelijk zondigen.

Het feit dat iemand een zondoffer bracht voor iets dat hij/zij per vergissing verkeerd had gedaan, als een onopzettelijke zonde, betekende dat die persoon zich er toch van bewust geworden was, dat hij/zij de wet had overtreden.
Daarom bracht hij/zij een zondoffer, om deze onopzettelijke zonde(n) te verzoenen.

Los van dit persoonlijke zondoffer, werd op de Dag van Verzoening door de hogepriester ook een zondoffer voor het hele volk gebracht, ter verzoening van de onopzettelijke zonden, die de Israëlieten het afgelopen jaar bedreven hadden.

Nochtans, in Mattheüs 19:17-19 beantwoordt Jezus de vraag van de persoon, over wat nodig is om het eeuwige leven te beërven, door de 5 zonden te noemen, die hem het eeuwige leven zouden doen missen. Blijkbaar werden deze zonden door het jaarlijkse zondoffer van de Dag Van Verzoening niet verzoend.
Anders gezegd: Doodslaan, echtbreken, stelen, een vals getuigenis geven, vader en moeder niet eren, worden blijkbaar niet als onopzettelijke zonden beschouwd.
Deze (bewuste) zonden konden niet door een zondoffer verzoend worden. Hiervoor moest een brandoffer gebracht worden, waarbij deze en andere bewuste zonden enkel verzoend kunnen worden, nadat ze beleden zijn bij het brengen van een brandoffer.
Dat is wat Johannes bedoelt in zijn eerste brief, dat Jezus niet alleen stierf als zondoffer, voor de onopzettelijke zonden van de gelovige, maar ook als een brandoffer voor de bewuste zonden, om zo voor de gelovigen een eeuwige verlossing te verwerven, want:

Indien wij onze zonden belijden, Hij is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid.   (1 Johannes 1:9)

Wat leert ons dit alles?

Voor de ongelovigen:
De ongelovigen kennen de wet van God niet. Voor hen geldt, wat Paulus schrijft:

De wet immers bewerkt toorn; waar echter geen wet is, is ook geen overtreding.     (Romeinen 4:15)

… want niet de hoorders van de wet zijn rechtvaardig bij God, maar de daders van de wet zullen gerechtvaardigd worden.
(Romeinen 2:13)

En dan volgt het eerder genoemde Bijbelvers:

Wanneer toch heidenen, die de wet niet hebben, van nature doen wat de wet gebiedt, dan zijn zij, ofschoon zonder wet, zichzelf tot wet; immers, zij tonen, dat het werk van de wet in hun harten geschreven is, …   (Romeinen 2:14-15)

Tegen de man die aan Jezus vroeg wat hij moest doen om het eeuwige leven te beërven, benoemde Jezus de 5 geboden waar hij zich aan moest houden en die ook de heidenen van nature kunnen houden.
Later zei Jezus in het gesprek wel tegen hem (Mattheüs 19:21), dat als hij volmaakt wilde zijn, hij Hem moest volgen.
Hoe God een ongelovige uiteindelijk zal oordelen, maakt de Bijbel niet duidelijk.

Voor de gelovigen:
Om niet lichtvaardig om te gaan, met wat verstaan wordt onder onopzettelijke zonden, is het nodig dat elke gelovige de wet van God zou leren kennen.
Het is van het aller grootste belang ter harte te nemen, wat in het Woord van God geschreven staat. Jezus waarschuwde zijn discipelen dat ze vervolgd zouden worden:

Maar dit alles zullen zij u aandoen om mijn naam, want zij kennen Hem niet, die Mij gezonden heeft. Indien Ik niet gekomen was en tot hen gesproken had, zij zouden geen zonde hebben, maar nu hebben zij geen voorwendsel voor hun zonde.   (Johannes 15:21-22)

Bij de genezing van de blindgeborene, doet Jezus een opmerkelijke uitspraak.
Hij zegt in Johannes 9:40 dat Hij gekomen is opdat wie niet zien, zien mogen, en wie zien, blind worden, waarop sommigen van de Farizeeën Hem vragen of zij soms ook blind zijn.
Jezus antwoordt hen:

Indien gij blind waart, zoudt gij geen zonde hebben; maar nu zegt gij: Wij zien; daarom blijft uw zonde.   (Johannes 9:41)

En, als er in het leven van de gelovige uiteindelijk, uit onwetendheid, toch iets fout is gegaan, dan wordt deze misstap verzoend door het bloed van Jezus Christus, die stierf als zondoffer.
Maar de gelovige die hierbij zondigt tegen het liefhebben van de naaste, kan enkel verzoening ontvangen bij het brandofferaltaar, waar Jezus Zichzelf ook ten brandoffer bracht, tot vergeving van de bewuste zonden, mits de overtreding eerst aan Jezus beleden wordt.
(zie 1 Johannes 1:9)

Algemeen:

Gelijk de Vader Mij heeft liefgehad, heb ook Ik u liefgehad; blijft in mijn liefde.
Indien gij mijn geboden bewaart, zult gij in mijn liefde blijven, gelijk Ik de geboden van mijn Vader bewaard heb en blijf in zijn liefde.
Dit heb Ik tot u gesproken, opdat mijn blijdschap in u zij en uw blijdschap vervuld worde.
Dit is mijn gebod, dat gij elkander liefhebt, gelijk Ik u heb liefgehad.   (Johannes 15:9-12)

Deze studie downloaden als PDF:
Onopzettelijke zonden.