Enkele vermeldingen waarbij Ezechiël waarschijnlijk cherubs heeft gezien:
In het dertigste jaar, in de vierde maand, op de vijfde der maand, toen ik te midden der ballingen aan de rivier de Kebar was, werd de hemel geopend en zag ik gezichten van Godswege. (Ezechiël 1:1)
De hand des HEREN was daar op mij, en Hij zeide tot mij: Sta op, ga naar het dal, daar zal Ik tot u spreken. Toen stond ik op en ging naar het dal; en zie, daar stond de heerlijkheid des HEREN gelijk aan de heerlijkheid die ik aan de rivier de Kebar gezien had; en ik viel op mijn aangezicht. (Ezechiël 3:22-23)
Het gezicht dat ik zag, was als het gezicht dat ik gezien had, toen Hij kwam om de stad te vernielen, en het waren gezichten als het gezicht dat ik gezien had bij de rivier de Kebar. Ik viel op mijn aangezicht. (Ezechiël 43:3)