Leviticus 16:23-24 – De beide brandoffers

Deze deelstudie is een toelichting bij Leviticus 16 – De Dag van Verzoening.

Leviticus 16:23-24

Daarna zal Aäron naar de tent der samenkomst komen en de linnen klederen uittrekken, die hij aangetrokken had, toen hij het heiligdom binnenging, en zal ze daar laten liggen. Hij zal zijn lichaam in water baden op een heilige plaats en zijn gewone klederen aantrekken; dan naar buiten gaan en zijn brandoffer en het brandoffer van het volk bereiden en verzoening doen voor zich en voor het volk.

Door de levende bok naar de woestijn te sturen (de verzen 20-22) beëindigde hogepriester Aäron, gekleed als priester, zijn handelingen als beeld van de gewone mens.
Ter bekrachtiging hiervan moest hij:

  • 1. Zijn linnen (priester)klederen uittrekken.
  • 2. Zijn lichaam voor de tweede maal in water baden.
  • 3. Zijn kledij als hogepriester opnieuw aantrekken.

1. Zijn linnen (priester)klederen uittrekken.
Nu hij zijn taken als beeld van de gewone mens had beëindigd, moest hogepriester Aäron zich voor de tweede maal in water baden. Hiervoor moest hij de gewone priesterkledij, die hij aan het begin van de Dag van Verzoening had moeten aantrekken, weer afleggen in de tent der samenkomst en ze daar laten liggen.
Het is opmerkelijk dat dit laatste expliciet vermeld werd, wat betekent dat Aäron zich verder niet mocht bekommeren om de priesterkledij die hij had uitgetrokken.

Ook Jezus Christus heeft de opdracht, waarvoor Hij als mens naar de aarde kwam, volledig vervuld. Vlak voordat Hij, door het lijden heen de wereld zou verlaten, zei Hij tegen zijn Vader:

Ik heb U verheerlijkt op de aarde door het werk te voleindigen, dat Gij Mij te doen gegeven hebt.   (Johannes 17:4)

In zijn laatste daad als mens op de aarde, gaf Jezus zich over om gekruisigd te worden.
Aäron die de linnen priesterkledij moest uittrekken en laten liggen waar hij ze uitgetrokken had, doet denken aan de kruisiging van Jezus en aan het lege graf na Zijn opstanding.
Bij de kruisiging werden Hem zijn kleren afgenomen. Hij hing naakt aan het kruis, en:

Nadat zij (de soldaten) Hem gekruisigd hadden, verdeelden zij zijn klederen door het lot te werpen,   … (Mattheüs 27:35)

Nadat Jezus gestorven was, werd zijn lichaam door Jozef van Arimathéa en Nicodémus in een rotsgraf gelegd.

Zij namen dan het lichaam van Jezus en wikkelden het in linnen windsels met de specerijen, zoals het bij de Joden gebruikelijk is te begraven.   (Johannes 19:40)

Toen Maria van Magdala na de sabbat naar het graf kwam, vond zij het graf leeg en vertelde dit aan Petrus die, samen met Johannes snel naar het graf ging. Johannes was er het eerst, maar ging het graf niet binnen.

Simon Petrus dan kwam ook, hem volgende, en hij ging het graf binnen en zag de windsels liggen, maar de zweetdoek, die op zijn hoofd geweest was, zag hij niet bij de windsels liggen, doch opgerold, terzijde op een andere plaats.   (Johannes 20:6-7)

Toen Jezus opstond uit de dood in een verheerlijkt lichaam, liet Hij de windsels, de laatste binding met de aarde daar liggen, waar ze van Hem waren afgevallen. Hij bekommerde er zich niet om, want in zijn opstanding uit de dood was Hij volkomen vrij van deze aarde.
De zweetdoek (ook te vertalen als: servet), die ze om zijn hoofd gewikkeld hadden, was echter netjes opgerold ergens anders neergelegd. Waarschijnlijk heeft Jezus hiermee iets willen zeggen, al wordt er in de Bijbel geen verklaring voor gevonden.

Twee, schijnbaar tegenstrijdige gebruiken, kunnen hier mogelijk toch licht op werpen.
a. Gevonden in twee Bijbelverklaringen, die hierin een gebruik uit die tijd zien.
Als de meester klaar was met eten en voordat hij opstond zijn servet op tafel legde, wilde dat zeggen dat hij klaar was en de slaaf mocht afruimen.
Vouwde hij de servet netjes op, dan betekende dit, dat hij nog niet klaar was en terug zou komen.
Deze interpretatie zou echter door geen enkel geschrift uit de oudheid bevestigd zijn.
b. In deze tijd kennen wij het gebruik dat, als men bij een etentje zijn servet na de maaltijd nonchalant op tafel neerlegt, dit betekent dat men graag nog eens uitgenodigd wil worden.
Vouwt men zijn servet netjes op, dan wordt men liever niet weer uitgenodigd.

Door de zweetdoek niet bij de linnen windsels achter te laten, maar netjes op te rollen en ergens anders neer te leggen, is het mogelijk dat Jezus heeft willen zeggen dat Hij naar de aarde zal terugkomen. Niet om als mens uitgenodigd te worden om samen de maaltijd te gebruiken, denk aan Openbaring 3:20. Nee, Jezus komt terug in zijn Goddelijke heerlijkheid, op een nieuwe aarde.

2. Zijn lichaam voor de tweede maal in water baden.
Nadat Aäron de linnen priesterkledij had uitgetrokken, moest hij zich in water baden als definitief einde van zijn handelingen, gekleed als gewone priester en als voorbereiding, dat hij de brandoffers moest brengen in zijn volle waardigheid als hogepriester (zie punt 3).
Op de Dag van Verzoening trad Aäron dan ook verder niet meer op als beeld van de gewone (of nieuw-gelovige) mens.

Dit baden in water doet denken aan de doop door onderdompeling, als symbool van de bekeerling sterft aan zijn oude onbekeerde leven om als discipel van Jezus Christus op te staan in een nieuw leven.
Als zijn laatste handeling als mens op aarde, liet Jezus zich gevangennemen. Hiermee beëindigde Hij de opdracht waartoe Hij gekomen was.
Andere mensen dompelden Hem daarna onder in het lijden, zodat Hij stierf aan het kruis op Golgotha. Zo verliet Jezus, als mens, deze wereld, zoals Hij na zijn opstanding uit de dood aan de Emmaüsgangers uitlegde, toen Hij zei:

Moest de Christus dit niet lijden om in zijn heerlijkheid in te gaan?   (Lukas 24:26)

3. Zijn kledij als hogepriester opnieuw aantrekken.
Tot nu toe bracht Aäron de zondoffers en verrichtte hij de andere handelingen op de Dag van Verzoening als hogepriester, maar gekleed in gewone linnen priesterkledij. Hierbij was hij deels beeld van de gewone (gelovige) mens, deels ook de voorafschaduwing van Jezus Christus als de hogepriester.

Na de beëindiging van zijn handelingen als gewone mens en na zich voor de tweede maal gebaad te hebben, moest Aäron opnieuw de kleurige kledij van zijn waardigheid als hogepriester aantrekken. Zo was duidelijk dat hij de verdere handelingen op de Dag van Verzoening bracht, in zijn volle waardigheid als hogepriester.

De beide brandoffers:

Hierna moest Aäron, in zijn waardigheid als hogepriester de beide brandoffers brengen:

  • a. het brandoffer voor zichzelf.
  • b. het brandoffer van het volk.

a. Het brandoffer voor zichzelf:
Om op de Dag van Verzoening als hogepriester en gekleed als priester, het heilige der heiligen te mogen binnengaan, moest Aäron een zondoffer en een brandoffer voor zichzelf brengen.
Van zijn zondoffer werd in de verzen 6 en 11 vermeld dat hij dit nu ook bracht voor zijn huis, het priesterlijk geslacht. Omdat deze afwijking van de wet over het zondoffer voor de hogepriester, uit Leviticus 4, ook vermeld wordt in Leviticus 9, bij de ambtsaanvaarding van Aäron als hogepriester, moet aangenomen worden dat hij zijn zondoffer bracht ter bevestiging van zijn aanstelling als hogepriester. Zo bracht hij nu ook, als tweede onderdeel van deze bevestiging, dit brandoffer.
Gezien er nu niet vermeld wordt dat hij dit brandoffer óók moest brengen voor zijn huis, bracht hij dus dit brandoffer uitsluitend voor zichzelf.

Dit brandoffer had echter ook een tweede betekenis.
Aäron bracht dit brandoffer als onderdeel van de bevestiging van zijn aanstelling als hogepriester.
Zoals bij zijn zondoffer, was Aäron ook nu de voorafschaduwing van Jezus, die in zijn sterven dit brandoffer volbracht i.v.m. Zijn bevestiging als hogepriester op aarde.
En, in tegenstelling tot Aäron heeft Jezus:

… juist doordat Hij in eeuwigheid blijft, een priesterschap, dat op geen ander kan overgaan. Daarom kan Hij ook volkomen behouden, wie door Hem tot God gaan, daar Hij altijd leeft om voor hen te pleiten.   (Hebreeën 7:24-25)

b. Het brandoffer van het volk:
In zijn waardigheid en autoriteit als hogepriester, bracht Aäron ook het brandoffer van het volk.
Hierbij werd enkel vermeld dat hij het brandoffer van het volk moest bereiden om verzoening te doen over het (gelovige) volk.
Volgens de wet op het brandoffer (Leviticus 1) moesten daarbij de zonden beleden worden, door de hand op de kop van het offerdier te leggen. Dit zal dan ook op de Dag van Verzoening zo geweest zijn, gezien zonder verdere richtlijnen, enkel vermeld wordt dat hij de brandoffers moest brengen.

Hogepriester Aäron is hier duidelijk de voorafschaduwing van Jezus Christus die, als hogepriester naar de orde van Melchisedek, stierf als brandoffer van het volk.
In het tijdperk na Golgotha, worden met het volk nu de gelovigen bedoeld, de priesters naar de orde van Melchisedek.
Dit betekent dat Jezus, als brandoffer, stierf voor de zonden van dit nieuwe priesterlijk geslacht zij, die na Golgotha tot geloof in Jezus Christus gekomen zijn.
De Dag van Verzoening leert dat de struikelingen van een volgeling van Jezus ook worden verzoend, als hij deze op Jezus legt, door ze aan Hem te belijden, zoals Johannes schrijft:

Indien wij zeggen, dat wij geen zonde hebben, misleiden wij onszelf en de waarheid is in ons niet. Indien wij onze zonden belijden, Hij (God) is getrouw en rechtvaardig, om ons de zonden te vergeven en ons te reinigen van alle ongerechtigheid.   (1 Johannes 1:8-9)

Over de huid van het offerdier van het brandoffer.

De wet op het brandoffer (Leviticus 1) bepaalde dat de persoon die het offer bracht, zijn zonden moest belijden door daarbij de hand op de kop van het offerdier te leggen. Daarna moest hij het dier eigenhandig slachten, waarna de dienstdoende priester het bloed sprenkelde rondom het brandofferaltaar.
Hierna …

… zal hij (de priester) het brandoffer de huid aftrekken en het in stukken verdelen.   (Leviticus 1:6)

Het karkas van het offerdier werd in stukken verdeeld en op het brandofferaltaar tot as verbrand, met uitzondering van de huid, want:

De priester die iemands brandoffer brengt, de huid van het brandoffer dat hij brengt, zal voor die priester zijn.   (Leviticus 7:8)

Interpretatie:
Jezus verliet de wereld door te sterven. Hierbij stierf Hij ook als brandoffer van het volk, waarbij Hij, bij wijze van spreken, in de wereld zichtbaar achterbleef door zijn huid, de gemeente.
De gemeente, als verzameling van individuele gelovigen, die het lichaam van Jezus vertegenwoordigen en als het ware in de huid van Jezus gekropen zijn.
Paulus moet aan dit brandoffer van de Dag van Verzoening gedacht hebben, toen hij schreef aan de christenen in Galatië en Rome:

Want gij allen, die in Christus gedoopt zijt, hebt u met Christus bekleed.   (Galaten 3:27)

De nacht is ver gevorderd, de dag is nabij. Laten wij dan de werken van de duisternis afleggen en aandoen de wapenen van het licht! Laten wij, als bij lichte dag, eerbaar wandelen, niet in … Maar doet de Here Jezus Christus aan …   (Romeinen 13:12-14)

In deze teksten is het zich bekleden met en het aandoen de vertaling van het Griekse werkwoord enduno, dat samengesteld is uit en, te vertalen als in (de plek waar de gebeurtenis plaatsvindt) en duno, te vertalen als binnengaan, verzinken in.
Enduno vertaalt de OLB dan ook met: aandoen, zich kleden in (in de zin van in een kledingstuk verzinken).

Met de bekende uitdrukking in iemands huid kruipen wordt bedoeld, dat iemand de andere persoon door en door leert kennen en begrijpen.
Dit is wat Jezus bedoelde toen Hij de discipelen aanspoorde:

… blijft in Mij, gelijk Ik in u.   (Johannes 15:4)

In Jezus Christus zijn:
Door met Jezus Christus bekleed te zijn, toont de christen aan de wereld wie Jezus werkelijk is.
Hierbij gaat het om de geestelijke gesteldheid van waaruit de gelovige handelt.
Zo wordt de Vader in de Zoon verheerlijkt, doordat de discipel van Jezus Christus, tevens priester naar de orde van Melchisedek, in zijn leven Jezus uitstraalt bij alles wat hij doet, zoals geschreven staat:

De vrucht van de Geest is liefde, (wat zich vertaalt in:) blijdschap, vrede, lankmoedigheid (geduld), vriendelijkheid, goedheid, trouw, zachtmoedigheid, zelfbeheersing.
Tegen zodanige mensen is de wet niet.
Want wie Christus Jezus toebehoren, hebben het vlees met zijn hartstochten en begeerten gekruisigd. Indien wij door de Geest leven, laten wij ook door de Geest het spoor houden.   (Galaten 5:23-25)

Doet dan aan (bekleed u … met), als door God uitverkoren heiligen en geliefden, innerlijke ontferming, goedheid, nederigheid, zachtmoedigheid en geduld.
Verdraagt elkander en vergeeft elkander, indien de een tegen de ander een grief heeft; gelijk ook de Here u vergeven heeft, doet ook gij evenzo. En doet bij dit alles de liefde aan, als de band van de volmaaktheid.
En de vrede van Christus, tot welke gij immers in één lichaam geroepen zijt, regere in uw harten; en weest dankbaar.
Het woord van Christus wone rijkelijk in u, zodat gij in alle wijsheid elkander leert en terechtwijst en met psalmen, lofzangen en geestelijke liederen zingende, Gode dank brengt in uw harten.
En al wat gij doet met woord of werk, doet het alles in de naam van de Here Jezus, God, de Vader, dankende door Hem!
(Colossenzen 3:12-17)

Wie zegt: Ik ken Hem, en zijn geboden niet bewaart, is een leugenaar en in die is de waarheid niet; maar wie zijn woord bewaart, in die is waarlijk de liefde van God volmaakt. Hieraan onderkennen wij, dat wij in Hem zijn.
Wie zegt, dat hij in Hem blijft, behoort ook zelf zo te wandelen, als Hij gewandeld heeft.   (1 Johannes 2:4-6)

Merk op dat, vooraleer Jezus Christus zijn openbare bediening op aarde aanvatte, Hij in de Jordaan ondergedompeld werd, waarna de Heilige Geest over Hem kwam.
Zo zal ook een discipel van Jezus Christus, de werking van de Heilige Geest in zijn leven nodig hebben, wil hij zijn nieuwe levensweg met Jezus kunnen bewandelen met volharding, zoals Jezus tot zijn discipelen zei:

… gij zult kracht ontvangen, wanneer de Heilige Geest over u komt, en gij zult mijn getuigen zijn te Jeruzalem en in geheel Judea en Samaria en tot het uiterste van de aarde.   (Handelingen 1:8)

Wordt vervolgd in de studie Leviticus 16:25-28 – Afsluitende handelingen.

Deze studie downloaden als PDF:
Leviticus 16:23-24 – De beide brandoffers.