Leviticus 16:18-19 – Heiliging v/h reukofferaltaar

Deze deelstudie is een toelichting bij Leviticus 16 – De Dag van Verzoening.

Leviticus 16:18-19

Dan zal hij (Aäron) naar buiten gaan naar het (reukoffer)altaar, dat voor het aangezicht des HEREN staat, en daarover verzoening doen; hij zal van het bloed van de stier en van het bloed van de bok nemen en dat rondom aan de horens van het altaar strijken. Dan zal hij daarop met zijn vinger zevenmaal van het bloed sprenkelen en het reinigen en heiligen van de onreinheden van de Israëlieten.

Het reukofferaltaar:

Het reukofferaltaar stond in het heilige, vóór het voorhangsel dat het heilige der heiligen afscheidde.
Gezien het voorhangsel scheurde toen Jezus stierf, kwam het reukofferaltaar rechtstreeks tegenover de ark in het heilige der heiligen te staan.

Volgens het boek Openbaringen staat de wolk van het reukwerk, dat op dit altaar gebracht werd, symbool voor de gebeden van de heiligen, die opstijgen tot de troon van God.
(Openbaring 5:8 en 8:4)

De priester-gelovige die, symbolisch, op dit altaar zijn reukwerk offert, brengt zijn gebeden dan ook rechtstreeks voor het aangezicht van God, zijn liefdevolle hemelse Vader.

Betekenis van het bloed van beide zondoffers:

Aäron moest het bloed van de beide voorgaande zondoffers strijken aan de horens van het reukofferaltaar en het er ook op sprenkelen, om het altaar daarmee te reinigen en te heiligen van de onreinheden van de Israëlieten.
Dit was het bloed:

  • 1. Van de stier van het zondoffer voor Aäron en zijn huis (vers 11 en 14).
  • 2. Van de bok van het zondoffer voor het volk (verzen 15-16).

Door het bloed van de stier en van de bok, waarmee verzoening gedaan werd over op het reukofferaltaar, kwamen deze twee offerlijnen samen.
1. Het zondoffer voor Aäron en zijn huis, spreekt van Jezus Christus die Zichzelf ten offer gaf en bevestigd als hogepriester, met Zijn eigen bloed de hemelse tabernakel binnenging, tot verzoening van de onopzettelijke zonden in het dagelijkse leven van de priester-gelovige.
2. Het zondoffer voor het volk, spreekt van hogepriester Jezus, die stierf als een heel persoonlijk zondoffer voor al de zonden, in het leven van de nieuw-gelovige van vóór de bekering.
Ook dit bloed spreekt van Jezus die de hemelse tabernakel is binnengegaan, voor de reiniging en heiliging van de nieuw-gelovige, opdat deze zich zou kunnen verzoenen met zijn hemelse Vader.

Hogepriester Aäron is hier de voorafschaduwing van Jezus Christus, die als hogepriester het reukofferaltaar reinigt en heiligt met het bloed van de beide zondoffers.
Hogepriester Jezus staat daar, als het ware, samen met de priester-gelovige voor dit altaar, ter ondersteuning van zijn gebed, omdat Hij voor de biddende priester-gelovige gestorven is.
Dit is waar Jezus over sprak:

Te dien dage zult gij in mijn naam bidden en Ik zeg u niet, dat Ik de Vader voor u vragen zal, want de Vader zelf heeft u lief, omdat gij Mij hebt liefgehad en geloofd hebt, dat Ik van God ben uitgegaan.   (Johannes 16:26-27)

Bidden in de naam, in de autoriteit van Jezus Christus als hogepriester, wordt verderop in deze studie geïllustreerd door Mozes en Aäron bij de rots.

Symboliek van het strijken van het bloed aan de horens:

De horens (Hebreeuws: qeren) van het reukofferaltaar spreken volgens de OLB van kracht.
Het zelfstandig naamwoord ‘qeren (qrn)’ wordt hetzelfde geschreven als ‘qaran (qrn)’, een werkwoord dat vertaald wordt met schijnen, stralen, zoals het gelaat van Mozes straalde, als Hij God ontmoet had. (Exodus 34:29, 30 en 35)
Het strijken van het bloed van de beide zondoffers aan de horens, symboliseert enerzijds dat, door het geloof in Jezus Christus, de gelovige zijn gebeden rechtstreeks voor het aangezicht van God mag brengen.
Anderzijds dat Jezus Christus, in de autoriteit als hemelse hogepriester naast hem, kracht verleent aan de gebeden in Zijn naam.

Symboliek van het sprenkelen van het bloed op het reukofferaltaar:

Door het bloed van de beide zondoffers zevenmaal te sprenkelen op het reukofferaltaar, werd dit altaar gereinigd en geheiligd van de onreinheden van de Israëlieten.
Dit symboliseert dat het gebed van de gelovige een heel zuiver, persoonlijk en uniek moment is, in de relatie tussen de gelovige en God, waarbij Jezus, met zijn bloed, de gebeden van de gelovige heiligt voor God.

Mozes en Aäron bij de rots.

In Numeri 20 wordt verteld, dat er aan het einde van de woestijnreis opnieuw gebrek was aan water.

Toen sprak de HERE tot Mozes: Neem de staf en laat de vergadering samenkomen, gij en uw broeder Aäron; spreek dan in hun tegenwoordigheid tot de rots, dan zal zij haar water geven; gij zult voor hen water uit de rots te voorschijn doen komen en de vergadering en hun vee drenken.
Toen nam Mozes de staf van voor het aangezicht des HEREN, zoals Hij hem geboden had.
Toen Mozes en Aäron de gemeente voor de rots hadden doen samenkomen, zei hij tot hen: Hoort toch, weerspannigen, zullen wij uit deze rots voor u water te voorschijn doen komen?
Daarop hief Mozes zijn hand op en sloeg de rots met zijn staf tweemaal, en er kwam veel water uit, zodat de vergadering kon drinken en ook het vee.
Maar de HERE zei tot Mozes en Aäron: Aangezien gij op Mij niet vertrouwd hebt en Mij ten aanschouwen van de Israëlieten niet geheiligd hebt, daarom zult gij deze gemeente niet brengen in het land, dat Ik hun geef.   (Numeri 20:7-12)

Wat gebeurde hier precies?
Op bevel van God had Mozes al eerder met zijn eigen staf op de rots moeten slaan, opdat deze water zou geven. (Exodus 17:6)
Nu echter krijgt hij de opdracht om de staf te nemen van voor het aangezicht des HEREN, dat is de bloeiende staf van Aäron die in de ark bewaard werd (zie Numeri 17).
Deze bloeiende staf was het bewijs dat Aäron door God was aangesteld als hogepriester.
Met hogepriester Aäron naast zich en de staf van Aäron in zijn hand, moest Mozes tegen de rots spreken.

Zoals hogepriester Aäron naast Mozes stond, zo is het bloed van beide zondoffers symbool van hogepriester Jezus, die naast de priester-gelovige aan het reukofferaltaar staat.
Een indringende illustratie van wat het betekent, om te bidden in de naam van Jezus Christus.

Opmerking:
In zijn boosheid sprak Mozes echter niet tot de rots, maar tot de Israëlieten en zei: Zullen wij uit deze rots voor u water tevoorschijn doen komen! En toen sloeg hij met zijn eigen staf, tweemaal op de rots.
Ondanks de ongehoorzaamheid van Mozes gaf God toch water, opdat de Israëlieten zouden kunnen drinken, wat pure vriendelijkheid (genade) van Zijn kant was, voor Zijn volk.
Maar, noch Mozes, noch Aäron mochten het beloofde land binnengaan vanwege hun ontrouw en omdat ze God niet geheiligd hadden ten aanschouwen van het volk. (Deuteronomium 32:51)

Twee aandachtspunten over het gelovige gebed:

Jezus zei tegen zijn discipelen om in afhankelijkheid van Hem te bidden, onder Zijn gezag en in Zijn autoriteit, anders gezegd vol vertrouwen in Zijn naam:

Ik noem u niet meer slaven, want de slaaf weet niet, wat zijn heer doet; maar u heb Ik vrienden genoemd, omdat Ik alles, wat Ik van mijn Vader gehoord heb, u heb bekend gemaakt. Niet gij hebt Mij, maar Ik heb u uitgekozen en u aangewezen, opdat gij zoudt heengaan en vrucht dragen en uw vrucht zou blijven, opdat de Vader u alles geve, wat gij Hem bidt in mijn naam.   (Johannes 15:15-16)

Bidden in de naam van Jezus betekent: Bidden in de autoriteit die besloten ligt in de persoon van Jezus Christus, als Zoon van God en als Hogepriester.

1. In de woestijn moest Mozes tot de rots spreken met hogepriester Aäron, als hoogste geestelijke autoriteit naast zich en diens staf in zijn hand.
Dit betekent dat hogepriester Aäron op dat moment zijn autoriteit aan Mozes verleende, om in zijn naam te handelen.

Door het bloed van de beide zondoffers, waarmee het reukofferaltaar gereinigd en geheiligd werd, verleent hogepriester Jezus Christus autoriteit aan de persoon, die als priester naar de orde van Melchisedek, samen met Hem voor God verschijnt, aan dit reukofferaltaar.
Zoals Jezus in Johannes 15 zegt: u heb ik vrienden genoemd, wordt verondersteld dat de gelovige leeft in een relatie met Jezus Christus, onder Zijn gezag en autoriteit, zoals Jezus in de gelijkenis van de wijnstok zei:

… blijft in Mij, gelijk Ik in u.   (Johannes 15:3)

2. Mozes, staande naast hogepriester Aäron, ontving niet alleen diens autoriteit om te handelen, hij moest ook met de bloeiende staf van Aäron in de hand, in de autoriteit van de hogepriester, spreken tot de rots.
In Jezus Christus ontvangt de gelovige niet enkel de autoriteit om rechtstreeks tot God te bidden, maar Jezus verleent ook autoriteit aan wat de gelovige in gebed uitspreekt, anders gezegd, bidt in Zijn naam.

Het is belangrijk dat, symbolisch gezien, de priester-gelovige heilig reukwerk op het reukofferaltaar brengt, dat voldoet aan de voorschriften. In het Oude Testament hadden die voorschriften betrekking op de speciale samenstelling van het reukwerk.
Maar Jezus zei tegen de Samaritaanse vrouw:

… dat de waarachtige aanbidders de Vader aanbidden zullen in geest en in waarheid; want de Vader zoekt zulke aanbidders; … (Johannes 4:23, herhaald in vers 24)

Dat betekent dat de priester-gelovige, die handelt en spreekt (bidt) in de naam en de autoriteit van Jezus, zijn handelen en spreken overeenkomstig behoort te zijn in de Geest van Jezus, als De Waarheid.

Wordt vervolgd in de studie Leviticus 16:20-22 – De bok voor Azazel.

Deze studie downloaden als PDF:
Leviticus 16:18-19 – Heiliging van het reukofferaltaar.