Leviticus 16:15-16 – Het zondoffer voor het volk 1
Deze deelstudie is een toelichting bij Leviticus 16 – De Dag van Verzoening.
Leviticus 16:15-16
Dan zal hij (Aäron) de bok van het zondoffer, voor het volk bestemd, slachten en zijn bloed naar binnen, achter het voorhangsel brengen, en met dat bloed doen, zoals hij met het bloed van de stier gedaan heeft: hij zal het op het verzoendeksel en voor het verzoendeksel sprenkelen. Zo zal hij verzoening doen over het heiligdom om de onreinheden van de Israëlieten en om hun overtredingen in al hun zonden; aldus zal hij doen met de tent der samenkomst, die bij hen verblijf houdt te midden van hun onreinheden.
Deze verzen bevatten zoveel symboliek in het licht van het sterven van Jezus Christus, dat die in drie deelstudies worden uitgewerkt.
Algemeen.
Een zondoffer werd gebracht voor de verzoening en vergeving van de onopzettelijke zonden. (Leviticus 4)
Dit offer kende verschillende rituelen, afhankelijk van wie het zondoffer bracht; de priester die onopzettelijk gezondigd had (4:3), de gehele vergadering (4:13), een vorst (4:22), of iemand uit het volk (4:27).
Jezus had Zich in de hemel beschikbaar gesteld om de offers van de Dag van Verzoening in zijn lichaam op aarde te volbrengen en stierf aan het kruis als zondoffer voor het volk, in overeenstemming met de wet uit Leviticus 4, volgens het ritueel voor de gehele vergadering.
In Jezus Christus krijgt de uitdrukking voor het volk een nieuwe betekenis, zoals Johannes schrijft:
Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een ieder, die in Hem gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe. (Johannes 3:16)
Jezus offerde Zichzelf éénmalig voor de wereld, zodat iedereen de keuze zou hebben om door het geloof in Hem, toe te treden tot de gehele vergadering van gelovigen.
Drie aandachtspunten bij dit zondoffer voor het volk op de Dag van Verzoening:
1. Opmerking bij het slachten.
Bij de dagelijkse offerpraktijk moest de persoon die een offer bracht het offerdier eigenhandig slachten, waarna de dienstdoende priester(s) de overige handelingen van het offer volbracht(en).
Volgens bovenstaande tekst werd op de Dag van Verzoening de bok van het zondoffer voor het volk door hogepriester Aäron geslacht. Zoals verder in deze studie wordt uitgelegd, deed hij dat als beeld van de nieuw-gelovige in Jezus Christus.
In het licht van het sterven van Jezus Christus, werd daardoor dit zondoffer voor het (Israëlische) volk, dat nageslacht van Abraham is en waarvan verwacht werd dat ze leefden in het geloof van Abraham, het zondoffer voor het gelovige volk, door het geloof in Jezus Christus.
Omdat Jezus heel persoonlijk stierf voor de reiniging en heiliging van de gelovige, werd dit zondoffer een heel persoonlijk zondoffer, waarbij de gelovige, bij wijze van spreken, behoort tot de soldaten die Jezus kruisigden.
Omdat de soldaten enkel een bevel uitvoerden en als ongelovigen er geen besef van hadden wie ze kruisigden, vroeg Jezus aan zijn Vader:
Vader, vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen. (Lukas 23:34)
Voor de soldaten had dit gebed enkel betrekking op het feit dat ze Jezus kruisigden.
Voor de nieuw-gelovige vroeg Jezus dit aan Zijn Vader, als heel persoonlijk zondoffer, omdat Hij zich vrijwillig had aangeboden om voor de verzoening van de zonden van de gelovige te sterven.
2. Het zondoffer voor het volk op de Dag van Verzoening:
Volgens de wet uit Leviticus 4, voor het zondoffer voor de gehele vergadering, zal …
… de gezalfde priester een deel van het bloed van de stier in de tent der samenkomst brengen, … en zijn vinger in het bloed dopen en zevenmaal voor het aangezicht des HEREN vóór het voorhangsel sprenkelen. (Leviticus 4:16-17)
Op het einde van het ritueel staat er:
Zo zal de (hoge)priester over hen (de gehele vergadering) verzoening doen, en het zal hun vergeven worden. (Leviticus 4:20)
Maar op de Dag van Verzoening moest de hogepriester, volgens de tekst aan het begin van deze deelstudie, het bloed van het zondoffer voor het volk binnen het heilige der heiligen brengen en het sprenkelen op en vóór het verzoendeksel, want:
Zo zal hij verzoening doen over het heiligdom om de onreinheden van de Israëlieten en om (vanwege) hun overtredingen in al hun zonden; aldus zal hij doen met de tent der samenkomst, die bij hen verblijf houdt te midden van hun onreinheden. (Leviticus 16:16)
Het sprenkelen van het bloed op de Dag van Verzoening, spreekt dus niet over vergeving van de onopzettelijke zonden, maar over verzoening van al de zonden.
Het heiligdom en de tent der samenkomst moesten verzoend worden, vanwege al de zonden van de gehele vergadering. Belijdenis en vergeving van zonden worden hierbij niet vermeld.
Dit doet denken aan de tekst uit de brief aan de Hebreeën:
Doch door die offeranden werden ieder jaar (op de Dag van Verzoening) de zonden in gedachtenis (in herinnering) gebracht; want het is onmogelijk, dat het bloed van stieren of bokken (de zondoffers op de Dag van Verzoening) zonden zou wegnemen (ook: verwijderen). (Hebreeën 10:3-4)
In gedachtenis, of in herinnering brengen, doet denken aan de tekst, waar Paulus spreekt over de zonden uit de tijd van vóór Golgotha:
Hem (Jezus) heeft God voorgesteld als zoenmiddel door het geloof, in zijn bloed, om zijn rechtvaardigheid te tonen, daar Hij de zonden, die tevoren onder de verdraagzaamheid van God gepleegd waren, had laten geworden; … (Romeinen 3:25)
Had laten geworden is de vertaling van paresis dat volgens de OLB te vertalen is als: over het hoofd zien, verwaarlozen, vergeven (in de zin van; niet in rekening brengen).
Door het sterven van Jezus Christus, als zondoffer voor het volk, krijgt het sprenkelen van het bloed op de Dag van Verzoening, een heel nieuwe betekenis.
Door het geloof in het bloed van Jezus Christus worden de zonden, die eerder door de verdraagzaamheid van God slechts in gedachtenis gebracht werden, niet langer over het hoofd gezien.
Doordat Jezus stierf als zondoffer, was het sprenkelen van het bloed op en vóór het verzoendeksel, de voorafschaduwing dat, door het geloof in Jezus Christus, de zonden van de gelovige van hem afgenomen zouden worden, zoals in evangelie van Johannes staat:
De volgende dag zag hij (Johannes de Doper) Jezus tot zich komen en zei: Zie, het lam van God, dat de zonde van de wereld wegneemt (wegdraagt). (Johannes 1:29)
En gij weet, dat Hij geopenbaard is, opdat Hij de zonden zou wegnemen (wegdragen),… (1 Johannes 3:5)
Dit is de kern van de boodschap van verzoening, van de omruiling op de Dag van Verzoening.
Door het geloof in het bloed van Jezus Christus, wordt het zondoffer van het volk het heel persoonlijke zondoffer van de gelovige,
- die daardoor, als priester naar de orde van Melchisedek, toetreedt tot het volk van gelovigen.
- Hierdoor gaat God voorbij aan al de zonden van vóór zijn bekering die Hij, volgens Romeinen 3, “onder Zijn verdraagzaamheid had laten geworden”.
- De gelovige mag deze zonden op de tweede bok van zijn zondoffer leggen, die deze zonden wegdraagt, de vergetelheid in.
- Zo is de weg vrij, opdat de gelovige zich zou verzoenen met God en wordt hij in staat gesteld zijn oude leven in te ruilen voor een heel nieuw bestaan.
Deze omruiling wordt symbolisch voorgesteld door het sprenkelen van het bloed op en vóór het verzoendeksel in het heilige der heiligen.
De verzoening van het heilige der heiligen en van de tent der samenkomst, uit de verzen 15 en 16, krijgt dan een heel nieuwe betekenis, waarover Paulus schrijft tot hen die tot geloof komen:
Of weet gij niet, dat uw lichaam een tempel is van de Heilige Geest, die in u woont, die gij van God ontvangen hebt, en dat gij niet van uzelf zijt? (1 Corinthiërs 6:19)
Door het geloof in het bloed van Jezus Christus wordt deze menselijke tempel verzoend, wat volgens de uitleg over het sprenkelen van het bloed op het reukofferaltaar, reiniging en heiliging betekent. Zo wordt de gelovige volledig gereinigd en geheiligd van het leven van vóór de bekering, opdat hij zich met God zou kunnen verzoenen en zo in relatie met Hem zou leven.
Hiervoor stierf Jezus als het heel persoonlijk zondoffer, in de plaats van de nieuw-gelovige, voor de verzoening van al de zonden uit het leven van vóór de bekering.
Dit betekent dat de gelovige, na zijn bekering, het verleden volledig achter zich mag laten, om in relatie met God de Vader het volkomen nieuwe leven in te gaan.
Zo wordt het ook beschreven in Hebreeën 10, met een aanhaling uit Jeremia 31:
Dit is het verbond, waarmede Ik (God) Mij aan hen verbinden zal na die dagen, zegt de Here: Ik zal mijn wetten in hun harten leggen, en die ook in hun verstand schrijven, en hun zonden en ongerechtigheden zal Ik niet meer gedenken (in gedachtenis houden).
(Hebreeën 10:16-17)
Of zoals ook elders in de brief aan de Hebreeën staat:
Want door één offerande heeft Hij voor altijd hen volmaakt, die geheiligd worden. (Hebreeën 10:14)
Daar wij dan volle vrijmoedigheid bezitten om in te gaan in het heiligdom door het bloed van Jezus, langs de nieuwe en levende weg, die Hij (Jezus) ons ingewijd heeft, door het voorhangsel, dat is, zijn vlees, en wij een grote priester hebben over het huis van God, laten wij toetreden met een waarachtig (waarheidslievend, oprecht) hart, in volle verzekerdheid van het geloof, met een hart, dat door besprenging gezuiverd is van besef van kwaad (letterlijk: van een slecht geweten) en met een lichaam, dat gewassen is met zuiver water. (Hebreeën 10:19-22)
Dit betekent dat de gelovige vanuit een oprecht hart, God benaderen kan in de zekerheid en het vertrouwen dat hij, door het geloof in Jezus Christus, verlost is van het oude leven en daardoor volledig gereinigd en geheiligd is naar geest, ziel en lichaam.
- Geest: Doordat zijn geest door God tot leven gewekt werd, zoals uitgelegd in de deelstudie Leviticus 16:12-13 – Verwekt tot geestelijk leven.
- Ziel: Door het bloed van Jezus te sprenkelen op het verzoendeksel, beeld van het hart (de ziel) van de gelovige, dat door Jezus’ bloed gezuiverd wordt van een slecht geweten.
- Lichaam: Door het bloed van Jezus te sprenkelen vóór het verzoendeksel, beeld van het lichaam dat als het ware gewassen wordt met zuiver water. (Hebreeën 10:22)
Ziel en lichaam worden verder uitgewerkt in de tweede en derde deelstudie over het zondoffer voor het volk.
Omdat het zondoffer voor het volk een heel persoonlijk zondoffer is voor een ieder die tot geloof komt, was te verwachten dat de zonden beleden moesten worden, door ze met handoplegging op de kop van het dier over te dragen, vooraleer het offerdier geslacht werd.
Toch werden er tijdens de Dag van Verzoening op dat moment geen zonden beleden.
Dat gebeurde pas bij de bok voor Azazel, de tweede bok van dit zondoffer, zie de verzen 20-22.
Conclusie:
God illustreerde op de Dag van Verzoening een nieuwe norm voor de toekomst, namelijk verzoening door het geloof in Jezus Christus, zoals Paulus schrijft:
Thans is echter (a) buiten de wet om gerechtigheid van God openbaar geworden, waarvan de wet en de profeten getuigen, en wel (b) gerechtigheid van God door het geloof in Jezus Christus, voor allen, die geloven; want er is geen onderscheid.
(c) Want allen hebben gezondigd en derven de heerlijkheid van God, en (d) worden om niet gerechtvaardigd uit zijn genade (vriendelijkheid), door de verlossing in Christus Jezus.
(e) Hem heeft God voorgesteld als zoenmiddel door het geloof, in zijn bloed, …
Want wij zijn van oordeel, dat de mens door geloof gerechtvaardigd wordt, zonder werken van de wet. (Romeinen 3:21-25 en 28)
Dit wil zeggen:
a. In de wetgeving van het Oude Testament, en bevestigd door het getuigenis van de profeten, had God de mogelijkheid voorzegd dat Hij een mens, buiten de wet om, als rechtvaardig zou aanvaarden. Denk aan de bekende tekst:
Maar dit is het verbond, dat Ik met het huis van Israël sluiten zal na deze dagen, luidt het woord van de HERE: Ik zal mijn wet in hun binnenste leggen en die in hun hart schrijven, Ik zal hun tot een God zijn en zij zullen Mij tot een volk zijn.
Dan zullen zij niet meer een ieder zijn naaste en een ieder zijn broeder leren: Kent de HERE: want zij allen zullen Mij kennen, van de kleinste tot de grootste onder hen, luidt het woord van de HERE, want Ik zal hun ongerechtigheid vergeven en hun zonde niet meer gedenken. (Jeremia 31:33-34 – Vergeven en niet meer gedenken is terminologie van het O.T., in het licht van Jezus wordt dat verzoenen en wegnemen)
b. Deze toevoeging aan Zijn wetgeving bestaat erin, dat God iedere mens zonder onderscheid als rechtvaardig aanvaardt, als hij zijn vertrouwen in Jezus Christus stelt.
c. Want door de zonden zijn alle mensen verstoken van de heerlijkheid van God.
Omwille van Zijn heiligheid kan God met niemand van hen een relatie aangaan, ondanks dat Hij daar naar verlangt.
d. Om dit te doorbreken heeft God, vanuit zijn vriendelijkheid (zijn genade)5, aan de mensheid het geschenk gegeven, om in Jezus Christus van de zonden verlost te worden.
e. God heeft Hem voorgesteld als zoenmiddel door het geloof (het vertrouwen) in zijn bloed (het beeld van de ziel – Leviticus 17:11), d.w.z. door vertrouwen in de persoon van Jezus Christus en de reiniging door zijn bloed.
3. Waarom geitenbokken.
De wet op het zondoffer in Leviticus 4 bepaalt, dat bij het zondoffer voor de gehele vergadering (het volk) een jonge stier geofferd moest worden.
Maar op de Dag van Verzoening bestond het zondoffer voor het volk uitzonderlijk uit twee geitenbokken. Daarbij werd de bok voor de Here ter verzoening geofferd en de bok voor Azazel naar de woestijn gestuurd, beladen met de zonden uit het leven van voor de bekering, van de nieuw-gelovige.
Met deze geitenbokken week God af van de wet in Leviticus 4, met een verwijzing naar Leviticus 9, waar God aan Mozes de opdracht gaf, bij de ambtsaanvaarding van de priesters:
Tot de Israëlieten zult gij spreken: Neemt een geitenbok ten zondoffer, … (Leviticus 9:3 )
… opdat de heerlijkheid van de HERE u verschijne. (Leviticus 9:6)
… hij (Aäron) nam de bok van het zondoffer die voor het volk bestemd was, slachtte die en bereidde hem ten zondoffer …
(Leviticus 9:15)
Het offeren van een geitenbok op de Dag van Verzoening betekent, dat wie Jezus Christus aanvaardt als zijn persoonlijk zondoffer, tevens het priesterschap aanvaardt en gaat leven als priester naar de orde van Melchisedek, met al de daarbij behorende voorrechten en verantwoordelijkheden.
Door Jezus Christus te erkennen als zijn persoonlijk zondoffer, en door bekering, mag de gelovige God rechtstreeks, zonder enige bedekking benaderen om, als priester naar de orde van Melchisedek, Hem van aangezicht tot aangezicht te ontmoeten in het heilige der heiligen.
In de praktijk betekent dit, dat hij door de verzoening in een nauwe relatie leeft met God als liefdevolle hemelse Vader.
Op de Dag van Verzoening wordt de gelovige, die Jezus Christus erkent als zijn persoonlijk zondoffer, uitgebeeld door Aäron, die het bloed van dit zondoffer sprenkelde, binnen het heilige der heiligen op en vóór het verzoendeksel, tot reiniging en heiliging.
(Dit wordt in de tweede en derde deelstudie over de verzen 15 en 16 verder uitgelegd)
Bij het sprenkelen van het bloed is Aäron echter niet het beeld van de gelovige, maar is hij de voorafschaduwing van Jezus Christus die, na zijn sterven, met Zijn bloed de hemelse tabernakel is binnengegaan en daardoor een eeuwige verlossing heeft bewerkt. Zo heeft Hij voor de gelovige de reiniging en heiliging van het leven van vóór de bekering tot stand gebracht.
Dit is wat in de brief aan de Hebreeën beschreven wordt:
Daar wij nu een grote hogepriester hebben, die de hemelen is doorgegaan, Jezus, de Zoon van God, laten wij aan die belijdenis vasthouden. Want wij hebben geen hogepriester, die niet kan meevoelen met onze zwakheden, maar één, die in alle dingen op gelijke wijze als wij is verzocht geweest, doch zonder te zondigen. Laten wij daarom met vrijmoedigheid toegaan tot de troon van de genade (de troon van de vriendelijkheid), opdat wij barmhartigheid ontvangen en genade (vriendelijkheid) vinden om hulp te verkrijgen te gelegener tijd. (Hebreeën 4:14-16)
Hierbij loopt de priester niet zomaar het heilige der heiligen binnen, maar gaat hij eerst via de voorhof, langs het brandofferaltaar (beeld van het belijden van zonden, die niet beschouwd worden als onopzettelijk gepleegd) en het wasvat (waar hij eerst zijn voeten moet wassen) naar het heilige, beeld van het feit dat hij als priester leeft in relatie met Jezus, als het Licht van de kandelaar en het Brood op de toontafel. Dit is uitvoerig beschreven in de studie over de priester.
Zo komt hij te staan bij het reukofferaltaar, voor het aangezicht van God.
Wie tot geloof komt in Jezus Christus en zich bekeert, keert zijn oude leven de rug toe, om onder de autoriteit van Jezus een nieuw leven te leiden, als priester naar de orde van Melchisedek, volgens het onderricht in de Bijbel en onder leiding van de Heilige Geest.
Dit betekent dat hij, symbolisch gezien, leeft vóór het aangezicht van God, d.w.z. binnen Zijn gezichtsveld, met de belofte:
… opdat de heerlijkheid van de HERE u verschijne. (Leviticus 9:6)
Dit is het volle leven dat Jezus beloofde toen Hij zei:
Ik ben gekomen, opdat zij leven hebben en overvloed. (Johannes 10:10)
Wordt vervolgd in de deelstudie Leviticus 16:15-16 – Het zondoffer voor het volk 2.
Deze studie downloaden als PDF:
Leviticus 16.15-16 – Het zondoffer voor het volk 1